Thema 3 toets erfelijkheid

Thema 3 Erfelijkheid
1 / 54
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 54 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Thema 3 Erfelijkheid

Slide 1 - Slide

1 Bij echoscopie worden chromosomen van een ongeboren kind onderzocht.
A
goed
B
fout

Slide 2 - Quiz

Het leeuwenbekje is een plant. Er zijn leeuwenbekjes met rode bloemen en leeuwenbekjes met witte bloemen. Beide planten zijn homozygoot voor de bloemkleur. Als je leeuwenbekjes met rode bloemen kruist met leeuwenbekjes met witte bloemen, hebben alle planten in de F1 roze bloemen. Dit is het intermediaire fenotype.
    Bewering 2 tot en met 5 gaan hierover.

Slide 3 - Slide

2 Homozygoot wil zeggen, dat het genenpaar voor een eigenschap uit twee gelijke genen bestaat.
A
goed
B
fout

Slide 4 - Quiz

3 De kleur rood is dominant in deze kruising.
A
goed
B
fout

Slide 5 - Quiz

4 Bij een intermediair fenotype komen beide genen van een genenpaar even sterk tot uiting.
A
goed
B
fout

Slide 6 - Quiz

5 De F1 is de eerste generatie nakomelingen.
A
goed
B
fout

Slide 7 - Quiz

Een cavia brengt een aantal jongen ter wereld (zie afbeelding 1). Deze nakomelingen groeien gezond op. Na een jaar verschillen zij sterk in grootte.
 


Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

6 Waardoor kan dit verschil in grootte worden veroorzaakt?
A
Alleen een verschil in erfelijke eigenschappen
B
Alleen door invloeden uit het milieu.
C
door beide

Slide 10 - Quiz

Taaislijmziekte is een ernstige erfelijke ziekte die wordt veroorzaakt door een recessief gen (r). Mensen die het dominante gen (R) bezitten, hebben de ziekte niet.
    Clara is zwanger. Bij Clara wordt een vruchtwaterpunctie uitgevoerd. Hierbij wordt met een naald wat vruchtwater opgezogen. In het vruchtwater bevinden zich losse cellen van het embryo. Door deze cellen te onderzoeken, kan worden bepaald of het embryo genen voor taaislijmziekte heeft.

Slide 11 - Slide

De cellen uit het vruchtwater vermeerderen zich voordat ze worden onderzocht.
7 Vermeerderen deze cellen zich door gewone celdeling (mitose)? En door reductiedeling (meiose)?

A
Alleen door gewone celdeling.
B
Alleen door reductiedeling.
C
Zowel door gewone celdeling als door reductiedeling.

Slide 12 - Quiz

Het onderzoek wijst uit dat de baby geen taaislijmziekte zal krijgen.
8 Welk genotype of welke genotypen kan de baby hebben?

A
Alleen rr
B
Alleen Rr
C
Alleen RR.
D
RR of Rr

Slide 13 - Quiz

De volgende paren willen graag een kind.
1    Mark en Anneke;  Anneke heeft iedere lente last van hooikoorts.
2    Jos en Marije; Marije heeft tussen haar eerste en tweede kind een miskraam gehad.
3    Henk en Nashiek; Henk heeft een oom die lijdt aan de ziekte van Huntington. Deze erfelijke ziekte veroorzaakt onder andere vervroegde dementie

Slide 14 - Slide

9.Welk paar doet of welke paren doen er verstandig aan een genetisch advies in te winnen?
A
paar 1
B
paar 2
C
paar 3
D
combinatie van 1 en 3

Slide 15 - Quiz

Soms wordt een drieling geboren. Drielingen kunnen op verschillende manieren ontstaan. In afbeelding 2 is een van de mogelijke ontstaanswijzen van een drieling schematisch weergegeven. Kind 3 heeft de geslachtschromosomen XX.

Slide 16 - Slide

10 Is uit de geslachtschromosomen van kind 3 met zekerheid af te leiden welk geslacht de andere kinderen hebben?
A
nee
B
ja alleen voor kind 1
C
ja alleen voor kind 2
D
Ja, zowel kind 1 als kind 2

Slide 17 - Quiz

Atie zegt dat de ultraviolette straling in zonlicht je beschermt tegen het optreden van mutaties.
Dinar zegt dat een mutatie in één lichaamscel meestal geen gevolgen heeft.

11 Wie heeft (hebben) gelijk?

A
Alleen Atie heeft gelijk
B
Alleen Dinar heeft gelijk
C
Atie en Dinar hebben allebei gelijk
D
Atie en Dinar hebben geen van beiden gelijk

Slide 18 - Quiz

Yoghurt wordt gemaakt uit melk door er bepaalde soorten bacteriën aan toe te voegen. Deze bacteriën vormen stoffen die de zure smaak van yoghurt veroorzaken.
    Andere bacteriën produceren het hormoon insuline. Bij deze bacteriën is het gen van de mens voor de productie van insuline ingebracht

Slide 19 - Slide

12 Is bij de productie van yoghurt sprake van genetische modificatie? En bij de productie van insuline?

Bij de productie van yoghurt?Bij de productie van insuline?
A
Ja-Ja
B
Ja-Nee
C
Nee-Ja
D
Nee-Nee

Slide 20 - Quiz

Bij kanker kan uitzaaiing plaatsvinden.

13 Wat gebeurt er bij uitzaaiing?

A
Door ongeremde celdeling neemt het aantal kankercellen toe
B
Kankercellen komen in het bloed of in de lymfe terecht en veroorzaken gezwellen in andere lichaamsdelen
C
Gezonde cellen komen in contact met kankercellen en veranderen daardoor zelf in kankercellen
D
Onder invloed van kankercellen wordt de bouw van een weefsel verstoord

Slide 21 - Quiz

Zaadcellen worden geproduceerd in de teelballen van de man.     Eicellen worden geproduceerd in de eierstokken van de vrouw. De eileider van de vrouw is de plaats waar zaadcel en eicel elkaar ontmoeten.
    In afbeelding 4 zijn schematisch enkele processen weergegeven. Hierbij zijn alleen de geslachtschromosomen X en Y met letters aangegeven.

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

14 Welk proces kan of welke processen kunnen in de eileider plaatsvinden?
A
proces 2
B
proces 3
C
alleen processen 1 en 2
D
alleen processen 1 en 3

Slide 24 - Quiz

OPEN VRAGEN
    Beantwoord de volgende open vragen

Slide 25 - Slide

De begrenzing van het hoofdhaar bij het voorhoofd kan in een rechte lijn lopen of in een punt naar voren (zie afbeelding 5). Deze eigenschap is erfelijk bepaald

Slide 26 - Slide

Bij een vrouw groeit het hoofdhaar in een punt naar voren. Ze is voor deze eigenschap heterozygoot. Ze krijgt een kind van een man bij wie het hoofdhaar in een rechte lijn groeit.

15 Hoe groot is de kans dat het haar bij het kind in een rechte lijn groeit?

Slide 27 - Open question

Een kruising van een schaap met lange poten en een schaap met korte poten geeft schapen met lange poten en schapen met korte poten. Men gaat door met het kruisen van nakomelingen met korte poten. Zo wordt na vele jaren een grote kudde schapen verkregen met vrijwel alleen kortpotige schapen (zie afbeelding 6).
    De vragen 19 en 20 gaan hierover.

Slide 28 - Slide

Afb. 6  Schapen met lange en met korte poten.

Slide 29 - Slide

16 Is er bij het verkrijgen van de kudde kortpotige schapen kunstmatige selectie toegepast? Leg je antwoord uit.

Slide 30 - Open question

17 Hebben de kortpotige schapen die uiteindelijk ontstaan, allemaal hetzelfde genotype voor de lengte van de poten? Leg je antwoord uit.

Slide 31 - Open question

Leukemie is een vorm van kanker waarbij in het lichaam abnormaal veel witte bloedcellen worden geproduceerd. Het bloed van een leukemiepatiënt bevat te veel witte bloedcellen en te weinig rode bloedcellen.
    Lees de context ‘Aangetast sperma oorzaak leukemie bij Britse kinderen’ in afbeelding 7. Vraag 21 en 22 gaan hierover.

Slide 32 - Slide

Aangetast sperma oorzaak leukemie bij Britse kinderen
Kinderen kunnen leukemie krijgen wanneer het sperma van hun vaders is aangetast door straling. Dat is de opzienbarende conclusie van een onderzoek rond de nucleaire opwerkingsfabriek Sellafield in Cumbria aan de Britse westkust. Sommige werknemers van de fabriek van de atoomfabriek zouden aan zo veel straling hebben blootgestaan dat veranderingen in hun sperma zouden zijn opgetreden. In Sellafield werken veertienduizend mensen en nog eens enkele duizenden zijn er economisch afhankelijk van. Eerder onderzoek heeft uitgewezen dat kinderen in het plaatsje Seascale, vlak bij de fabriek, tien keer zoveel kans lopen op leukemie dan elders. Eén op de vijf kinderen met leukemie blijkt nu een vader te hebben die in de opwerkingsfabriek werkt(e).

Slide 33 - Slide

18 Blijkt uit het artikel dat de vaders leukemie hebben? Leg je antwoord uit.

Slide 34 - Open question

Er zijn wetenschappers die veronderstellen dat leukemie veroorzaakt wordt door erfelijke factoren.
19 Ondersteunt de context deze veronderstelling? Leg je antwoord uit.


Slide 35 - Open question

Mensen met het syndroom van Down hebben een afwijkend aantal chromosomen. Het syndroom kan worden ontdekt door cellen van een ongeboren baby te onderzoeken.
    In afbeelding 8 zie je een methode om cellen van een ongeboren baby weg te nemen.

Slide 36 - Slide

20 Hoe heet deze methode?

Slide 37 - Open question

In afbeelding 9 zie je de chromosomen in een lichaamscel van iemand met het syndroom van Down.

Slide 38 - Slide

Chromosomenpaar 23 zijn de geslachtschromosomen.

21 Wat is de functie van de geslachtschromosomen?


Slide 39 - Open question

Eén van de genen op chromosoom 21 is betrokken bij het omzetten van geluidsprikkels in impulsen. Impulsen zijn elektrische signalen die door de zenuwcellen lopen.
22 Hoe vaak komt dit gen voor in een spiercel van iemand met het syndroom van Down?

Slide 40 - Open question

Maagdelijke monsters
Afgelopen mei legde de 7 jaar oude Flora 25 eieren in een dierentuin in Londen. Van het broedsel bleken elf eieren levensvatbaar. De verbijsterde dierenverzorgers wisten het onmiddellijk: dit was een maagdelijke geboorte. De vrouwelijke komodovaraan had namelijk geen enkel contact gehad met een mannelijke soortgenoot. Phillip Watts van de Universiteit van Liverpool bevestigde dat. Na genetisch onderzoek van drie niet uitgekomen eieren concludeerde hij dat Flora zowel de moeder als de vader was.
Naar: www.livescience.com, 24 januari 2007.

Slide 41 - Slide

Komodovaranen zijn hagedissen van bijna drie meter lang. Ze komen voor op het eiland Komodo in Indonesië. Als geslachtschromosomen hebben ze niet het X- en Y-chromosoom, maar het Z- en W-chromosoom. Een mannetje heeft twee Z-chromosomen. Vrouwtjes hebben een Z- en een W-chromosoom. Individuen met twee W-chromosomen zijn niet levensvatbaar.
    Normaliter worden de eicellen bevrucht door zaadcellen. Maar als er geen mannelijke partners zijn, blijven de eicellen onbevrucht. Deze onbevruchte eicellen hebben de helft van het normale aantal chromosomen. Nadat de onbevruchte eieren gelegd zijn, verdubbelt het aantal chromosomen zich. De jonge hagedissen die uit het ei kruipen, hebben daardoor het normale aantal chromosomen

Slide 42 - Slide

Een spiercel van een komodovaraan heeft 28 chromosomen.

23 Hoeveel chromosomen komen voor in een bevruchte eicel van een komodovaraan?

Slide 43 - Open question

24 Hoe groot is de kans dat uit een bevruchte eicel een mannelijke komodovaraan ontstaat?

Slide 44 - Open question

25 Kunnen uit de onbevruchte eicellen mannetjes ontstaan? En vrouwtjes? Leg je antwoord uit

Slide 45 - Open question

Van een bepaalde plantensoort komen planten voor met gele bloemen en planten met witte bloemen. Het gen voor gele bloemkleur is dominant over het gen voor witte bloemkleur. De planten kunnen zich zowel geslachtelijk als ongeslachtelijk voortplanten.

Slide 46 - Slide

In een gesloten kas stonden in 2014 alleen planten met gele bloemen. Twee jaar later staan er zowel planten met gele bloemen als planten met witte bloemen.

26 Kunnen er planten met witte bloemen zijn ontstaan door geslachtelijke voortplanting? En door ongeslachtelijke voortplanting? Leg je antwoord uit

Slide 47 - Open question

Bij sprinkhanen hebben vrouwtjes twee X-chromosomen (XX). Mannetjes hebben maar één geslachtschromosoom: het X-chromosoom. Het Y-chromosoom ontbreekt. Dit wordt weergegeven met X0.
    De vragen 30 tot en met 32 gaan hierover.

Slide 48 - Slide

Laat in de sleepvraag de geslachtschromosomen voor een vrouwtje en voor een mannetje zien.
    Laat zien welke chromosomen een vrouwtje vormt in de geslachtscellen. Laat dit ook zien voor het mannetje.

Slide 49 - Slide

27 Vul het schema in

Slide 50 - Open question

28 Laat in het schema zien welke mogelijke combinaties er zijn van geslachtschromosomen in de F1
X
X
X
O
XX
XX
X0
X0
man/vrouw

Slide 51 - Drag question

29 Wat is de verhouding mannetjes : vrouwtjes?

Slide 52 - Open question

30 Streep de foute woorden door.

De kleine veranderingen in het DNA van het Y-chromosoom zijn ontstaan door genetische MODIFICATIES / MUTATIES. Deze veranderingen worden doorgegeven door EICELLEN / LICHAAMSCELLEN / ZAADCELLEN.


A
Modificaties/eicellen
B
Mutaties/zaadcellen
C
Eicellen/zaadcellen
D
Zaadcellen/modificatie

Slide 53 - Quiz

Slide 54 - Slide