T1 Bs 4 Resorptie

1 / 23
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
  • Je kunt beschrijven waar en op welke wijze voedingsstoffen worden opgenomen in het darmkanaal en welke factoren daarop van invloed zijn

Slide 2 - Slide

Dunne darm
Resorptie van voedingsstoffen
  • monosachariden (koolhydraten)
  • vetzuren en glycerol
  • aminozuren

Groot oppervlak = meer resorptie
  • Darmplooien
  • Darmvlokken
  • Microvili

Slide 3 - Slide

Resorptie in de darmwand
Passief transport: transport van stoffen van hoge concentratie (in darm) naar lage concentratie (in darmcel)
Kost geen energie!

Actief transport: transport van stoffen tegen de gradiënt in (van lage naar hoge concentratie).
Kost energie!

Slide 4 - Slide

in de darmcel 

1. worden weer vetten gemaakt uit glycerol en vetzuren
2. worden vetdruppels verpakt (lipoproteïnen)
3. verlaten chylomicronen de cel dmv exocytose
4. komen in het lymfevat!!!!
niet in het bloedvat
resorptie van vetten

Slide 5 - Slide

Dikke darm
Resorptie van water, mineralen, vitaminen (K)

Veel water in verteringssappen

Diarree? Problemen in de dikke darm!

Slide 6 - Slide

Poortader
  • Bloedvaten van de
    darmwand naar de lever.
  • Vervoert voedingsstoffen naar de lever.

Slide 7 - Slide

Zenuwstelsel en vertering
Het autonome zenuwstelsel is nauw betrokken bij de vertering.

  • Bij het zien van voedsel wordt speeksel geproduceerd = speekselreflex
  • Bij het vullen van de maag wordt reflexmatig maagsap geproduceerd
  • Bij druk op de wanden van de endeldarm komt de drang om te ontlasten (poepen)

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video

Slide 10 - Slide

Bij een resorptiestoornis worden te weinig of geen voedingsstoffen uit het voedsel opgenomen in het bloed. De benodigde voedingstoffen moeten dan via een infuus in de bloedbaan worden toegediend. Noteer de letter uit de afbeelding hiernaast die het gedeelte aangeeft dat bij deze patiënt niet goed functioneert.
(klik op de afbeelding om te vergroten)
A
P
B
Q
C
R
D
S

Slide 11 - Quiz

Waar in ons lichaam worden spijsverteringssappen geproduceerd die vetten verteren?
A
maag
B
twaalfvingerige darm
C
galblaas
D
alvleesklier

Slide 12 - Quiz

Waarom moet insuline worden geinjecteerd en kan het niet in pilvorm worden ingenomen?

Slide 13 - Open question

De opname van alcohol kan in bijna overal in het darmkanaal plaatsvinden. Door welke oorzaak is de opname van alcohol in de dunne darm het grootst?

Slide 14 - Open question

Welke van de onderstaande stoffen is geen monosacharide?
A
ribose
B
galactose
C
sucrose
D
maltose

Slide 15 - Quiz

Hoe stroomt het bloed in de poortader?
A
Van de maag naar de lever
B
Van de darm naar de lever
C
Van de lever naar de maag
D
Van de lever naar de maag

Slide 16 - Quiz

Welk verteringssap heeft geen verteringsenzymen?
A
Speeksel
B
Maagsap
C
Gal
D
Darmsap

Slide 17 - Quiz

Welk orgaan maakt amylase?
A
lever
B
maag
C
alvleesklier
D
dunne darm

Slide 18 - Quiz

Wat wordt er door peptidasen verteerd?
A
eiwitten
B
peptase
C
aminozuren
D
polypeptiden

Slide 19 - Quiz

Door verhoging van de glucose concentratie in de darm kan het waterverlies in het lichaam toenemen. Juist of onjuist, leg uit!

Slide 20 - Open question

Door gebruik van transporteiwitten voor zowel glucose als aminozuren kunnen per tijdseenheid meer Na+ ionen worden opgenomen.
A
juist
B
onjuist

Slide 21 - Quiz

welke bewering(en) is/zijn juist?
1 de verteringsproducten die in het bloed worden opgenomen, zijn beter oplosbaar in water dan producten die in de lymfe worden opgenomen
2 een deel van de verteringsproducten wordt via diffusie en een deel via actief transport uit de dekweefselcellen in het bloed opgenomen
3 het al dan niet verzadigd zijn van de vetzuren bepaalt of deze in de lymfe of in het bloed worden opgenomen.
A
1,3
B
1,2
C
2
D
1,2,3

Slide 22 - Quiz

Aan de slag
maken: 51 t/m 60
timer
5:00

Slide 23 - Slide