This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Leerdoelen
Je kunt beschrijven waar en op welke wijze voedingsstoffen worden opgenomen in het darmkanaal en welke factoren daarop van invloed zijn
Slide 2 - Slide
Dunne darm
Resorptie van voedingsstoffen
monosachariden (koolhydraten)
vetzuren en glycerol
aminozuren
Groot oppervlak = meer resorptie
Darmplooien
Darmvlokken
Microvili
Slide 3 - Slide
Resorptie in de darmwand
Passief transport: transport van stoffen van hoge concentratie (in darm) naar lage concentratie (in darmcel)
Kost geen energie!
Actief transport: transport van stoffen tegen de gradiënt in (van lage naar hoge concentratie).
Kost energie!
Slide 4 - Slide
MAG=
monoglyceride
TAG=
triglyceride
Korte en middellange losse vetzuren (≤ 12 c atomen) diffunderen de cel uit en komen in de bloedsomloop (4).
Lymfevat
Slide 5 - Slide
MAG=
monoglyceride
TAG=
triglyceride
Lange vetzuren en monoglyceride worden door de cel weer tot triglyceriden gevormd (1).
Lymfevat
Slide 6 - Slide
MAG=
monoglyceride
TAG=
triglyceride
De triglyceride worden een vetdruppel (micel) en worden door het golgisysteem omgeven door een membraan (fosfolipiden en eiwitten) = een hydrofiele coating. Dit heet een chylomicron (2).
Lymfevat
Slide 7 - Slide
MAG=
monoglyceride
TAG=
triglyceride
Het chylomicron verlaat de cel via exocytose en gaat een lymfevat in (3).
Lymfevat
Slide 8 - Slide
Transport vetachtige stoffen
De chylomicronen gaan via de lymfevaten bij de sleutelbeenader de bloedsomloop in.
Uiteindelijk bereiken alle opgenomen vetachtige stoffen de lever.
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Video
in de darmcel
1. worden weer vetten gemaakt uit glycerol en vetzuren
2. worden vetdruppels verpakt (lipoproteïnen)
3. verlaten chylomicronen de cel dmv exocytose
4. komen in het lymfevat!!!!
niet in het bloedvat
resorptie van vetten
Slide 11 - Slide
Poortader
Bloedvaten van de darmwand naar de lever.
Vervoert voedingsstoffen naar de lever.
Slide 12 - Slide
Dikke darm
Resorptie van water, mineralen, vitaminen (K)
Veel water in verteringssappen
Diarree? Problemen in de dikke darm!
Slide 13 - Slide
Zenuwstelsel en vertering
Het autonome zenuwstelsel is nauw betrokken bij de vertering.
Bij het zien van voedsel wordt speeksel geproduceerd = speekselreflex
Bij het vullen van de maag wordt reflexmatig maagsap geproduceerd
Bij druk op de wanden van de endeldarm komt de drang om te ontlasten (poepen)
Slide 14 - Slide
Slide 15 - Video
Slide 16 - Slide
Bij een resorptiestoornis worden te weinig of geen voedingsstoffen uit het voedsel opgenomen in het bloed. De benodigde voedingstoffen moeten dan via een infuus in de bloedbaan worden toegediend. Noteer de letter uit de afbeelding hiernaast die het gedeelte aangeeft dat bij deze patiënt niet goed functioneert. (klik op de afbeelding om te vergroten)
A
P
B
Q
C
R
D
S
Slide 17 - Quiz
Waar in ons lichaam worden spijsverteringssappen geproduceerd die vetten verteren?
A
maag
B
twaalfvingerige darm
C
galblaas
D
alvleesklier
Slide 18 - Quiz
Waarom moet insuline worden geinjecteerd en kan het niet in pilvorm worden ingenomen?
Slide 19 - Open question
De opname van alcohol kan in bijna overal in het darmkanaal plaatsvinden. Door welke oorzaak is de opname van alcohol in de dunne darm het grootst?
Slide 20 - Open question
Welke van de onderstaande stoffen is geen monosacharide?
A
ribose
B
galactose
C
sucrose
D
maltose
Slide 21 - Quiz
Hoe stroomt het bloed in de poortader?
A
Van de maag naar de lever
B
Van de darm naar de lever
C
Van de lever naar de maag
D
Van de lever naar de maag
Slide 22 - Quiz
Welk verteringssap heeft geen verteringsenzymen?
A
Speeksel
B
Maagsap
C
Gal
D
Darmsap
Slide 23 - Quiz
Welk orgaan maakt amylase?
A
lever
B
maag
C
alvleesklier
D
dunne darm
Slide 24 - Quiz
Wat wordt er door peptidasen verteerd?
A
eiwitten
B
peptase
C
aminozuren
D
polypeptiden
Slide 25 - Quiz
Door verhoging van de glucose concentratie in de darm kan het waterverlies in het lichaam toenemen. Juist of onjuist, leg uit!
Slide 26 - Open question
Door gebruik van transporteiwitten voor zowel glucose als aminozuren kunnen per tijdseenheid meer Na+ ionen worden opgenomen.
A
juist
B
onjuist
Slide 27 - Quiz
welke bewering(en) is/zijn juist? 1 de verteringsproducten die in het bloed worden opgenomen, zijn beter oplosbaar in water dan producten die in de lymfe worden opgenomen 2 een deel van de verteringsproducten wordt via diffusie en een deel via actief transport uit de dekweefselcellen in het bloed opgenomen 3 het al dan niet verzadigd zijn van de vetzuren bepaalt of deze in de lymfe of in het bloed worden opgenomen.