Kapitel 3 Lektion 2 Teil 2

Gutenmorgen!
Dit uur gaan we het een en ander herhalen! 
1 / 25
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Gutenmorgen!
Dit uur gaan we het een en ander herhalen! 

Slide 1 - Slide

Onderwerpen die je tot dusver hebt gehad: 
- geslacht zelfstandig naamwoorden
-bezittelijke voornaamwoorden
-esttenten regel + idewis
- haben en sein
- zelfstandig naamwoord vervangen naar een persoonlijk voornaamwoord
We gaan dit vandaag herhalen met een aantal vragen. 

Slide 2 - Slide

Du ______ (haben)

Slide 3 - Open question

haben: er

Slide 4 - Open question

sein - er .....
A
bist
B
ist
C
sind
D
seint

Slide 5 - Quiz

zijn = 'sein' of 'seine'
Is dat zijn zus? - Ist das ..... Schwester?
die Schwester
A
sein Schwester
B
seine Schwester

Slide 6 - Quiz

Vrouwelijke persoons- en diernamen
A
der
B
die
C
das

Slide 7 - Quiz

wir (sein )
A
seien
B
sind
C
sein
D
bist

Slide 8 - Quiz

Het persoonlijk voornaamwoord: hij
A
sie
B
er
C
wie
D
es

Slide 9 - Quiz

das Personalpronomen:
Die Brille ist sehr schön.
A
Er
B
Sie
C
Es

Slide 10 - Quiz

ihr .................... (sein)
A
bist
B
sind
C
bin
D
seid

Slide 11 - Quiz

wat betekent "ihr" als persoonlijk voornaamwoord
A
jij
B
u
C
jullie
D
ik

Slide 12 - Quiz

Het persoonlijk voornaamwoord: u
A
Sie
B
sie
C
wir
D
ihr

Slide 13 - Quiz

klik het juiste getal aan:
Siebenunddreißig
A
73
B
37
C
74
D
48

Slide 14 - Quiz

Hoe schrijf je dit getal?
182
A
hundertzweiundachtzig
B
hundertachtundzwanzig

Slide 15 - Quiz

Wat betekent het getal 'dertig' in het Duits?
A
dreizig
B
dreißig
C
dreisig
D
dreibig

Slide 16 - Quiz

Hoe schrijf je dit getal?
70
A
siebenzig
B
siebzig

Slide 17 - Quiz

Bezittelijk voornaamwoord:
vertaal: uw
A
Ihr-
B
ihr-
C
dein
D
euer

Slide 18 - Quiz

wat betekent "Ihr" als bezittelijk voornaamwoord
A
haar
B
uw
C
jullie
D
hun

Slide 19 - Quiz

Bezittelijk voornaamwoord:
vertaal: zijn
A
dein-
B
ihr-
C
sein-
D
unser-

Slide 20 - Quiz

Bezittelijk voornaamwoord:
Wat is de betekenis van 'jouw'?
A
mein / meine
B
dein / deine
C
sein / seine
D
ihr / ihre

Slide 21 - Quiz

Wat is de betekenis van een bezittelijk voornaamwoord?
A
geeft een meewerkend voorwerp aan
B
geeft een bezit aan
C
geeft een lijdend voorwerp aan

Slide 22 - Quiz

Bezittelijk voornaamwoord:
vertaal: haar
A
unser
B
euer
C
ihr
D
sie

Slide 23 - Quiz

Bezittelijk voornaamwoord:
vertaal: jullie
A
Ihr-
B
ihr-
C
dein
D
euer/ eure

Slide 24 - Quiz

An die Arbeit
Je maakt Kapitel 3 Lektion 2 af! 

Slide 25 - Slide