both, either, neither, each, every, no, none 4h

v4
Both, either, neither, each, every, no, and none
Unit 5.5

Reading test!

1 / 17
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

v4
Both, either, neither, each, every, no, and none
Unit 5.5

Reading test!

Slide 1 - Slide

Indefinite pronoun:
Both, Either, Neither, Each, Every, No, None

Om de relatie tussen naamwoorden aan te geven.


Slide 2 - Slide

Both:
  • Both – beide
Beide scholen liggen bij mij in de buurt.
Both schools are near to where I live.

  • Both … and … - zowel … als ….
Zowel Ajax als Feyenoord zijn goede teams.
Both Ajax and Feyenoord are good teams.


Slide 3 - Slide

Beide voorbanden moeten vervangen worden.

Slide 4 - Open question

Either:
  • Either – een en de andere
Aan beide kanten van de straat stond een stoplicht.
There were traffic lights on either side of the road.
  • Either – een of de andere
Ik kon een van de opties kiezen.
I could choose either of the options.
  • Either … or … - of … of …
Wij moeten of Duits of Frans kiezen.
We have to choose either German or French.



Slide 5 - Slide

Het gebouw heeft een ingang aan beide kanten. (gebruik 'either')

Slide 6 - Open question

Neither:
  • Neither – geen van beide
Geen van beide wilde met mij naar de film.
Neither wanted to go to the film with me.

  • Neither … nor … - noch … noch …
Ik houd noch van kaas noch van vlees op mijn brood.
I like neither cheese nor meat on my sandwiches.


Slide 7 - Slide

Noch Bol, noch Amazon hebben mij een terugbetaling beloofd.

Slide 8 - Open question

Geen van beiden zijn geslaagd voor het examen.

Slide 9 - Open question

Each / Every:
  • Each – nadruk op elke person of elk ding afzonderlijk.
  • Every – mensen of dingen in een groep.

Elke persoon ging omstebeurt naar binnen.
Each person took turns entering.
De dokter gaf elk patient hetzelfde medicijn.
The doctor gave every patient the same medicine


Slide 10 - Slide

Hij ruziet met elk persoon dat hij ontmoet.

Slide 11 - Open question

We zouden elk een liedje kunnen zingen.

Slide 12 - Open question

Each:
  • Each other – elkaar
Wij zien elkaar elke dag.
We see each other every day.

  • Each – per stuk
Die sokken kosten 3 euro per stuk.
Those socks are 3 euros each.


Slide 13 - Slide

De knopen (buttons) kosten 5 euro per stuk.

Slide 14 - Open question

No & None:
  • No – voor een zelfstandig naamwoord
Er was geen tijd voor …
There was no time for …
  • None – als het alleen staat
We zochten een toilet, maar er was er geen.
We were looking for a toilet, but there were none.
  • None – gevolgd wordt door ‘of’
Dat gaat je niks aan …
That’s none of your business …



Slide 15 - Slide

Ik ben op zoek naar vrijwilligers, maar er zijn er geen.

Slide 16 - Open question

Week task: 
Not a lot: 

Exercises:
-opdracht 37
-https://www.ego4u.com/en/cram-up/vocabulary/both-either-neither-nor
-grammar trainer


Slide 17 - Slide