1.6 en 1.7 Referentiematen en Vuistregels en formules

Domein 1: Grootheden en eenheden

1.1 Getallen, grootheden en eenheden
1.2 Lengte
1.3 Gewicht
1.4 Tijd
1.5 Andere maten en voorvoegsels
1.6 Referentiematen
1.7 Vuistregels en formules       1.8 Gemengde opdrachten
1 / 33
next
Slide 1: Slide
RekenenMBOStudiejaar 1

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Domein 1: Grootheden en eenheden

1.1 Getallen, grootheden en eenheden
1.2 Lengte
1.3 Gewicht
1.4 Tijd
1.5 Andere maten en voorvoegsels
1.6 Referentiematen
1.7 Vuistregels en formules       1.8 Gemengde opdrachten

Slide 1 - Slide

Wat is een grootheid en wat is een eenheid?
Grootheid
Eenheid
lengte
oppervlakte
seconde
kilogram
snelheid
centimeter
uur
tijd
kilometer
gewicht
hectare

Slide 2 - Drag question

Lesdoel van vandaag:

Je leert wat referentiematen zijn.
Je leert schattingen maken met referentiematen. 

Slide 3 - Slide

1.6 referentiematen

Slide 4 - Slide

1.6 referentiematen

Slide 5 - Slide

Referentiematen inhoud

Slide 6 - Slide

Referentiematen lengte

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide


Nederland telt ongeveer ... miljoen inwoners.
A
2 miljoen
B
10 miljoen
C
17 miljoen
D
25 miljoen

Slide 9 - Quiz


Je wandelt ongeveer ... km/h.
A
2 km
B
5 km
C
8 km
D
10 km

Slide 10 - Quiz


Een verdieping van een gebouw in ongeveer .... hoog.
A
3 m
B
30 m
C
30 cm
D
3 cm

Slide 11 - Quiz


Een volwassen man is ongeveer .... lang.
A
150 cm
B
200 cm
C
1,80 m
D
1 meter

Slide 12 - Quiz


De hoogte van een deur is ongeveer ....
A
2 dm
B
2 cm
C
2 m

Slide 13 - Quiz


Je fietst ongeveer ... km/h.
A
10 km
B
12 km
C
15 km
D
20 km

Slide 14 - Quiz

We hebben een gedachte of een beeld als we
een bepaalde maat horen. Dit maakt het schatten van een maat gemakkelijker. 
Als je zo'n maten in je hoofd hebt zitten noem je dat 
REFERENTIEMATEN.



Kort samengevat:

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Video

Slide 17 - Video

De rotondeborden inclusief de paal hebben een hoogte van 95 cm.
Hoeveel centimeter is de lengte van de bijl ongeveer?
Leg uit hoe je aan je antwoord komt.

Slide 18 - Slide


1 bord is 95 cm.

4x 95 cm= 380 cm

Slide 19 - Slide

Bij een rustige fietstocht verbrand je ongeveer 250 kcal/h.
Hoeveel kcal heb je ongeveer verbrand na een tocht van 45 km?
190 kcal
1 uur
32 uur
5 km
160 km
1 uur
32 uur

Slide 20 - Slide

Bij een rustige fietstocht verbrand je ongeveer 250 kcal/h.
Hoeveel kcal heb je ongeveer verbrand na een tocht van 45 km?
250 kcal
1 uur
15 km
45 km
1 uur

Slide 21 - Slide

Bij een rustige fietstocht verbrand je ongeveer 250 kcal/h.
Hoeveel kcal heb je ongeveer verbrand na een tocht van 45 km?
190 kcal
475
3...
60 min
150 min
1
5 km
12,5 km
1
60 min
150 min
12

Slide 22 - Slide

Een koerier heeft na 5 maanden deze kilometerstand op zijn teller staan.

Hoeveel kilometer zal hij in één jaar rijden (als hij elke maand dezelfde afstand rijdt)?
afst
55.555
tijd
5 maand
12
1

Slide 23 - Slide

Hoeveel zal hij per jaar aan benzine betalen als die € 1,62 per liter kost en de auto 1 liter op 15 km rijdt? 

Rond je antwoord af op twee decimalen.


prijs
1,62
liter
1
8.888

Slide 24 - Slide

Hoeveel zal hij per jaar aan benzine betalen als die € 1,62 per liter kost en de auto 1 op 15 rijdt?

Rond je antwoord af op twee decimalen.

133.332 km : 15 = 8.888,8 liter

8.888,8 x 1,62 = 14.399,86

Hij betaalt € 14.399,86 aan
benzine

Slide 25 - Slide

1.1 Getallen, grootheden en eenheden
1.2 Lengte
1.3 Gewicht
1.5 Tijd
1.6 Referentiematen
1.7 Vuistregels en formules
1.8 Gemengde opdrachten
Grootheden en eenheden

Slide 26 - Slide

Leerdoelen 1.7
  • Je leert formules herkennen als vuistregel of als rekenregel
  • Je leert hoe je met formules en vuistregels verbanden kunt beschrijven

Slide 27 - Slide

Vuistregel
Een vuistregel is een gemakkelijke manier om een veelvoorkomende berekening te kunnen uitvoeren.

Bijvoorbeeld:
Gezond gewicht in kg = lichaamslengte in cm - 100

Slide 28 - Slide

Formules
Een formule is een nauwkeurig berekening.

Bijvoorbeeld:
Oppervlakte = lengte x breedte

Slide 29 - Slide

Een taxichauffeur berekent de prijs van een taxirit met de formule:
prijs taxirit in € = 3 + aantal kilometer × 2
Bereken de prijs van een taxirit van 9 km.
A
16
B
18
C
24
D
21

Slide 30 - Quiz


prijs taxirit in € = 3 + aantal kilometer × 2 

prijs = 3 + 9 × 2 = 3 + 18 = € 21,-

De prijs van een taxirit van 9 km is € 21,-.



Slide 31 - Slide

Een volwassen persoon weegt ongeveer 80kg.
Hoeveel volwassen personen
mogen tegelijk in deze lift?
A
5
B
6
C
7
D
8

Slide 32 - Quiz

Een maand heeft ongeveer 4 weken.
Een maand heeft ongeveer 30 dagen.

Destiny gaat voor 9 maanden naar Australië.
Hoeveel weken is dat ongeveer?
A
36
B
37
C
38
D
40

Slide 33 - Quiz