Een verdieping van een gebouw in ongeveer .... hoog.
A
3 m
B
30 m
C
30 cm
D
3 cm
Slide 16 - Quiz
Een volwassen man is ongeveer .... lang.
A
150 cm
B
200 cm
C
1,80 m
D
1 meter
Slide 17 - Quiz
De hoogte van een deur is ongeveer ....
A
2 dm
B
2 cm
C
2 m
Slide 18 - Quiz
Je fietst ongeveer ... km/h.
A
10 km
B
12 km
C
15 km
D
20 km
Slide 19 - Quiz
We hebben een gedachte of een beeld als we
een bepaalde maat horen. Dit maakt het schatten van een maat gemakkelijker.
Als je zo'n maten in je hoofd hebt zitten noem je dat
REFERENTIEMATEN.
Kort samengevat:
Slide 20 - Slide
Slide 21 - Video
Slide 22 - Video
De rotondeborden inclusief de paal hebben een hoogte van 95 cm.
Hoeveel centimeter is de lengte van de bijl ongeveer?
Leg uit hoe je aan je antwoord komt.
Slide 23 - Slide
1 bord is 95 cm.
4x 95 cm= 380 cm
Slide 24 - Slide
Bij een rustige fietstocht verbrand je ongeveer 250 kcal/h.
Hoeveel kcal heb je ongeveer verbrand na een tocht van 45 km?
190 kcal
1 uur
32 uur
5 km
160 km
1 uur
32 uur
Slide 25 - Slide
Bij een rustige fietstocht verbrand je ongeveer 250 kcal/h.
Hoeveel kcal heb je ongeveer verbrand na een tocht van 45 km?
250 kcal
1 uur
15 km
45 km
1 uur
Slide 26 - Slide
Bij een rustige fietstocht verbrand je ongeveer 250 kcal/h.
Hoeveel kcal heb je ongeveer verbrand na een tocht van 45 km?
190 kcal
475
3...
60 min
150 min
1
5 km
12,5 km
1
60 min
150 min
12
Slide 27 - Slide
Een koerier heeft na 5 maanden deze kilometerstand op zijn teller staan.
Hoeveel kilometer zal hij in één jaar rijden (als hij elke maand dezelfde afstand rijdt)?
afst
55.555
tijd
5 maand
12
1
Slide 28 - Slide
Hoeveel zal hij per jaar aan benzine betalen als die € 1,62 per liter kost en de auto 1 liter op 15 km rijdt?
Rond je antwoord af op twee decimalen.
prijs
1,62
liter
1
8.888
Slide 29 - Slide
Hoeveel zal hij per jaar aan benzine betalen als die € 1,62 per liter kost en de auto 1 op 15 rijdt?
Rond je antwoord af op twee decimalen.
133.332 km : 15 = 8.888,8 liter
8.888,8 x 1,62 = 14.399,86
Hij betaalt € 14.399,86 aan benzine
Slide 30 - Slide
1.1 Getallen, grootheden en eenheden
1.2 Lengte
1.3 Gewicht
1.5 Tijd
1.6 Referentiematen
1.7 Vuistregels en formules
1.8 Gemengde opdrachten
Grootheden en eenheden
Slide 31 - Slide
Leerdoelen 1.7
Je leert formules herkennen als vuistregel of als rekenregel
Je leert hoe je met formules en vuistregels verbanden kunt beschrijven
Slide 32 - Slide
Vuistregel
Een vuistregel is een gemakkelijke manier om een veelvoorkomende berekening te kunnen uitvoeren.
Bijvoorbeeld:
Gezond gewicht in kg = lichaamslengte in cm - 100
Slide 33 - Slide
Formules
Een vuistregel is een nauwkeurig berekening.
Bijvoorbeeld:
Oppervlakte = lengte x breedte
Slide 34 - Slide
Een taxichauffeur berekent de prijs van een taxirit met de formule: prijs taxirit in € = 3 + aantal kilometer × 2 Bereken de prijs van een taxirit van 9 km.
A
16
B
18
C
24
D
21
Slide 35 - Quiz
prijs taxirit in € = 3 + aantal kilometer × 2
prijs = 3 + 9 × 2 = 3 + 18 = € 21,-
De prijs van een taxirit van 9 km is € 21,-.
Slide 36 - Slide
Een volwassen persoon weegt ongeveer 80kg. Hoeveel volwassen personen mogen tegelijk in deze lift?
A
5
B
6
C
7
D
8
Slide 37 - Quiz
Een maand heeft ongeveer 4 weken. Een maand heeft ongeveer 30 dagen.
Destiny gaat voor 9 maanden naar Australië. Hoeveel weken is dat ongeveer?