This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Much of many?
Slide 1 - Slide
This item has no instructions
Leerdoel
Aan het einde van de les kun je uitleggen wat het verschil is tussen much en many.
Slide 2 - Slide
Introduce the learning objective of the lesson.
What do you already know about the difference between much and many?
Slide 3 - Mind map
This item has no instructions
Inleiding
Much en many zijn Engelse woorden die vaak worden gebruikt, maar wat is eigenlijk het verschil?
Slide 4 - Slide
Introduce the topic and explain why it is important to learn the difference between much and many.
Much
Much wordt gebruikt bij onbepaalde zelfstandige naamwoorden, zoals: much money, much time, much work.
Slide 5 - Slide
Explain when to use 'much' with indefinite nouns.
Many
Many wordt gebruikt bij telbare zelfstandige naamwoorden, zoals: many books, many people, many apples.
Slide 6 - Slide
Explain when to use 'many' with countable nouns.
Oefening 1
Vul in: ___ people are waiting in line. (many/much)
Slide 7 - Slide
This is a simple fill-in-the-blank exercise to test understanding of when to use 'many'.
Oefening 2
Vul in: I don't have ___ time to finish my homework. (many/much)
Slide 8 - Slide
This is a simple fill-in-the-blank exercise to test understanding of when to use 'much'.
Uitzonderingen
Er zijn enkele uitzonderingen op de regel, zoals: 'a lot of' en 'lots of', deze worden gebruikt bij zowel telbare als ontelbare zelfstandige naamwoorden.
Slide 9 - Slide
Explain that there are exceptions to the rule, and give examples of when to use 'a lot of' and 'lots of'.
Oefening 3
Vul in: She ate ___ pizza for dinner. (much/many/a lot of/lots of)
Slide 10 - Slide
This is a multiple choice exercise to test understanding of the exceptions to the rule.
Samenvatting
Much wordt gebruikt bij onbepaalde zelfstandige naamwoorden en many wordt gebruikt bij telbare zelfstandige naamwoorden. Er zijn enkele uitzonderingen op de regel, zoals 'a lot of' en 'lots of'.
Slide 11 - Slide
Summarize the main points of the lesson.
Einde
Nu weet je het verschil tussen much en many!
Slide 12 - Slide
End the lesson on a positive note.
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.
Slide 13 - Open question
De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.
Slide 14 - Open question
De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.
Slide 15 - Open question
De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.