Stap 1: Bepaal het gezegde.
Stap 2: Staat er een vorm van hebben of zijn + een voltooid deelwoord in de zin? Dit bepaalt de eerste letter. Voltooid (V) of Onvoltooid (O)
Stap 3: In welke tijd staat de persoonsvorm? Dit bepaalt de tweede letter.
Tegenwoordig (T) of Verleden (V).
STAP 4: Staat er een voor van 'zullen' in de zin? Ja=T erbij. Nee=niets erbij.
Stap 4: Rond af met T voor tijd.