Grammatica - tijden

Grammatica - tijden
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Grammatica - tijden

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?

- Check IN

- Instructie : werkwoordstijden.

- Huiswerk maken: zie weektaak

- Afsluiten. 

Slide 2 - Slide

Ik weet welke tijden je kunt gebruiken in een zin.
😒🙁😐🙂😃

Slide 3 - Poll

Lesdoelen
Aan het eind van deze les...

  • ... kun je de werkwoordstijden ott, ovt, vtt en vvt benoemen en herkennen.

Slide 4 - Slide

Wat valt je op?
Mevrouw Jeleskovic legt de opdracht uit.

Mevrouw Jeleskovic legde de opdracht uit.

Mevrouw Jeleskovic heeft de opdracht uitgelegd.

Mevrouw Jeleskovic had de opdracht uitgelegd.

Slide 5 - Slide

Werkwoordstijden
Een werkwoord kan verschillende 'tijden' hebben. Je gebruikt het ww op verschillende manieren. De manieren hebben een naam: werkwoordstijden

Er zijn vier verschillende werkwoordstijden: 

Slide 6 - Slide

Werkwoordstijden
OTT: onvoltooid tegenwoordige tijd
         Ik speel gitaar. 
VTT: voltooid tegenwoordige tijd
        Ik heb gitaar gespeeld.
OVT: onvoltooid verleden tijd
        Ik speelde gitaar. 
VVT: voltooid verleden tijd
       Ik had gitaar gespeeld.
Voltooide tijd: hulpwerkwoord (hebben of zijn) + voltooid deelwoord

Slide 7 - Slide

Stappenplan
Stap 1: Bepaal het gezegde.

Stap 2: Staat er een vorm van hebben of zijn + een voltooid deelwoord in de zin? Dit bepaalt de eerste letter. Voltooid (V) of Onvoltooid (O)

Stap 3: In welke tijd staat de persoonsvorm? Dit bepaalt de tweede letter.
Tegenwoordig (T) of Verleden (V).

Stap 4: Rond af met T voor tijd.

Slide 8 - Slide

Voorbeeld
Heb je het huiswerk al gemaakt?

  • Gezegde: heb gemaakt 
  • Heb + voltooid deelwoord (gemaakt): voltooid (V)
  • De persoonsvorm (heb) staat in de tegenwoordige tijd: tegenwoordig (T)
  • Sluit af met een T voor Tijd.
  •  VTT: voltooid tegenwoordige tijd

Slide 9 - Slide

Ik schrijf een brief.
A
ott
B
ovt
C
vtt
D
vvt

Slide 10 - Quiz

Erik wordt vandaag met de auto naar school gebracht.
A
ott
B
ovt
C
vtt
D
vvt

Slide 11 - Quiz

Ik had een brief geschreven.
A
ott
B
ovt
C
vtt
D
vvt

Slide 12 - Quiz

Het sneeuwde zaterdag urenlang.
A
ott
B
ovt
C
vtt
D
vvt

Slide 13 - Quiz

Toen het ijzelde hebben we op straat geschaatst.
A
ott
B
ovt
C
vtt
D
vvt

Slide 14 - Quiz

Belangrijk!!
Om een zin op de juiste manier te spellen, moet je weten in welke tijd de zin staat. 

Het gebeur.. wel eens vaker dat ik een niesbui krijg. 

Het is wel eens gebeur.. dat ik een niesbui kreeg. 

Slide 15 - Slide

De moeder en haar dochter (winkelen o.t.t.) in de stad
A
winkelde
B
winkelden
C
winkelen

Slide 16 - Quiz

De moeder en haar dochter (winkelen o.v.t.) in de stad
A
winkelde
B
winkelden
C
winkelen

Slide 17 - Quiz

De moeder en haar dochter (hebben) (winkelen v.t.t.) in de stad.
A
hebben - gewinkeld
B
hadden - winkelden
C
hebben - gewinkelen
D
hadden gewinkeld

Slide 18 - Quiz

De moeder en haar dochter (hebben) (winkelen v.v.t.) in de stad.
A
hebben - gewinkeld
B
hadden - winkelden
C
hebben - gewinkelen
D
hadden - gewinkeld

Slide 19 - Quiz

Huiswerk
Maken oefening 16 - 17

Nakijken 13 - 14 - 15

Slide 20 - Slide