Grammatica H2 les 1 - 2M1

ma. 15 feb. - 2m1 - 5e uur
  • Bespreken huiswerk --> opdr. 7 - verhaal met 4 personages
  • Start grammatica H2
  • Oefenen met woordsoorten 
1 / 12
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 12 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

ma. 15 feb. - 2m1 - 5e uur
  • Bespreken huiswerk --> opdr. 7 - verhaal met 4 personages
  • Start grammatica H2
  • Oefenen met woordsoorten 

Slide 1 - Slide

Wat vind je van ....?

Slide 2 - Mind map

Bespreken huiswerk opdr. 7
  1. Bedenk een probleem waarbij vier personen betrokken zijn.
  2. Noteer het probleem in een paar zinnen.
  3. Noteer wie welke rol heeft.
  4. Beschrijf het probleem vanuit het perspectief van jouw personage in de ik-vorm. Noteer wat je doet, denkt en voelt. (minimaal 300 woorden)

--> Nikita, Bram, Shaina en Jules 👌
--> Alysha 👍
--> Sterre 👍

Slide 3 - Slide

Boek invullen classroom:
  • Berkay
  • Jhon
  • Demi
  • Nikita
  • Erick

Slide 4 - Slide

Doel van de les
Aan het einde van de les weet je weer welke woordsoorten je vorig schooljaar geleerd hebt en je kunt ze weer benoemen: ww, lw, zn, bn, vz.

Slide 5 - Slide

Quizlet woordsoorten

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Link

Woordsoorten (1)
  • werkwoord (ww) 
  • --> zegt wat iets of iemand doet of wat er gebeurt.  In een zin staat ten minste één werkwoord. Een werkwoord heeft verschillende vormen.  Bijvoorbeeld 'gaan': ga, gaat, gaan, ging, gingen, gegaan.
  • lidwoord (lw)
  • --> de, het, een
  • zelfstandignaamwoord (zn)
  • --> is een woord voor een mens, dier, plant of ding: oom, leeuw, tulp, badkamerdeur, februari. Een naam is ook een zn: Max, Rotterdam.

Slide 8 - Slide

Woordsoorten (2)
  • bijvoeglijk naamwoord (bn)
  • --> vertelt iets over een zelfstandig naamwoord: klein, lieve. Een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord zegt waarvan iets gemaakt is: gouden, metalen.
  • voorzetsel (vz)
  • --> is vaak een kort woord dat de plaats, de tijd of de oorzaak aangeeft: op de kast, na de pauze, door de regen.

Slide 9 - Slide

Startopdracht blz. 54
Maak de zinnen bij de afbeeldingen A, B en C af met elk één woord. Noteer dat woord in de chat. Noteer de woordsoort van het woord erbij.

Slide 10 - Slide

Opdracht 1 blz. 54
Let op de woordsoort. Welk woord hoort niet in het rijtje thuis? Noteer dat in de chat. 
We starten met 1. Je mag de volgende pas invullen als ik daar een seintje voor geef.

Slide 11 - Slide

Huiswerk voor morgen (16/2)
Maak opdr. 2 t/m 4 van Grammatica H2 woordsoorten ONLINE     --> maken en inleveren bij NN online

Slide 12 - Slide