Spelling en grammatica - Werkwoorden verleden tijd

1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsPraktijkonderwijsLeerjaar 2

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Weet je nog?
Zwakke werkwoorden
blijven in een andere tijd hetzelfde klinken.

Sterke werkwoorden 
heben de kracht om in de verleden tijd van klank te veranderen.

Slide 2 - Slide

Zwak of sterk werkwoord?
Zwak = een werkwoord wat niet anders klinkt in de verleden tijd. 
Ik fiets - ik fietste

Sterk = een werkwoord wat wel anders klinkt in de verleden tijd.
Ik doe - ik deed

Slide 3 - Slide

Sterk of zwak:
spelen

Slide 4 - Open question

Sterk of zwak:
lachen

Slide 5 - Open question

Sterk of zwak:
lezen

Slide 6 - Open question

Sterk of zwak:
huilen

Slide 7 - Open question

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Vorige week (regenen) het de hele dag.
A
het regendde
B
het regendt
C
het regende
D
regent

Slide 11 - Quiz

De trainer ...... naar de sporthal .........(gaan)
A
gaat
B
ging
C
is gegaan
D
gingen

Slide 12 - Quiz

Gisteren (wachten) ik op de trein.
A
wachtte
B
heb gewacht
C
wachte
D
wacht

Slide 13 - Quiz

Gisteren (komen) Marit te laat.
A
komde
B
kwam
C
komt
D
kwamen

Slide 14 - Quiz

Welk woord is een werkwoord?
A
tafels
B
wij
C
houten
D
houden

Slide 15 - Quiz