Spelling en grammatica - Werkwoorden verleden tijd

• Nederlands
• Praktijkonderwijs
• Leerjaar 2

Weet je nog?

Zwakke werkwoorden

blijven in een andere tijd hetzelfde klinken.

Sterke werkwoorden 

heben de kracht om in de verleden tijd van klank te veranderen.

Zwak of sterk werkwoord?

Zwak = een werkwoord wat niet anders klinkt in de verleden tijd. 

Ik fiets - ik fietste

Sterk = een werkwoord wat wel anders klinkt in de verleden tijd.

Ik doe - ik deed

Sterk of zwak:
spelen

Sterk of zwak:
lachen

Sterk of zwak:
lezen

Sterk of zwak:
huilen

Vorige week (regenen) het de hele dag.

1. het regendde
2. het regendt
3. het regende
4. regent

De trainer ...... naar de sporthal .........(gaan)

1. gaat
2. ging
3. is gegaan
4. gingen

Gisteren (wachten) ik op de trein.

1. wachtte
2. heb gewacht
3. wachte
4. wacht

Gisteren (komen) Marit te laat.

1. komde
2. kwam
3. komt
4. kwamen

Welk woord is een werkwoord?

1. tafels
2. wij
3. houten
4. houden