Centrale zenuwstelsel + zenuwweefsel en prikkeloverdracht

(Centrale) zenuwstelsel
+
Zenuwweefsel en 
prikkeloverdracht
1 / 49
next
Slide 1: Slide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1

This lesson contains 49 slides, with interactive quizzes, text slides and 8 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

(Centrale) zenuwstelsel
+
Zenuwweefsel en 
prikkeloverdracht

Slide 1 - Slide

Wat ik deze week graag zou willen leren of bespreken over het zenuwstelsel (zenuwen, hersenen, ruggenmerg) is....

Slide 2 - Open question

Het deel van het zenuwstelsel dat in de wervelkolom ligt noemen we....
A
de ruggengraat
B
het ruggenmerg
C
het wervellichaam
D
de wervelzenuwen

Slide 3 - Quiz

De hersenen en het ruggenmerg worden samen het .....?...... genoemd.
A
inwendige zenuwstelsel
B
centrale zenuwstelsel
C
autonome zenuwstelsel
D
perifere zenuwstelsel

Slide 4 - Quiz

Slide 5 - Video

Centrale en perifere zenuwstelsel
Het centrale zenuwstelsel bestaat uit de hersen en het ruggenmerg. Hier worden prikkels vanuit de zintuigen verwerkt, wordt betekenis gegeven, worden besluiten genomen en worden spieren en klieren aangestuurd. 

De zenuwen die informatie naar het centrale zenuwstelsel brengen of opdrachten versturen naar spieren of klieren vormen het perifere zenuwstelsel. 

Slide 6 - Slide

Werking zenuwstelsel

  1. Zintuigen vangen de prikkels op
  2. Zintuigcellen zetten deze om in impulsen
  3. Deze impulsen gaan via de sensorische zenuwen naar het ruggenmerg (afferente zenuwen)
  4. Vanuit het ruggenmerg gaan de impulsen naar de hersenen
  5. De hersenen verwerken de impulsen en bepalen hoe erop te reageren.
  6. Indien een reactie gewenst is, sturen de hersenen impulsen via de motorische zenuwen naar de spieren en klieren (efferente zenuwen)
  7. De spieren en klieren zorgen voor bepaalde reactie 

Slide 7 - Slide

3 soorten neuronen
1. Sensorische neuronen (afferent) --> voeren impulsen vanuit zintuigen naar het centrale zenuwstelsel. 
2. Motorische neuronen (efferent) --> voeren impulsen van centrale zenuwstelsel naar spieren en klieren.
3. Schakelneuronen --> brengen binnen het centrale zenuwstelsel impulsen van het ene naar het andere neuron. 

Neuronen maken contact met elkaar d.m.v. synapsen. In de synapsen zorgen neurotransmitters voor de prikkeloverdracht. 

Slide 8 - Slide

Zenuwcel = neuron
Groot cellichaam

Korte uitlopers = 
dendrieten

Lange uitloper = 
axon of neuriet



Slide 9 - Slide

Slide 10 - Drag question

Neuron 
(zenuwcel)

Slide 11 - Slide

De lange uitloper van een zenuwcel heet het neuriet. Een andere naam voor de neuriet is.....
A
axon
B
dendriet
C
cellichaam
D
synaps

Slide 12 - Quiz

Van waar naar waar wordt de prikkel door het axon vervoerd?
A
Van synaps naar cellichaam
B
van cellichaam naar synaps
C
van dendriet naar cellichaam
D
van cellichaam naar dendriet

Slide 13 - Quiz

Op welke manier wordt de zenuwprikkel vervoerd in een axon?
A
Door een trilling in het celmembraan, die zich door het axon verplaatst.
B
Door trilling van vloeistof in het holle axon.
C
Met een elektrische prikkel die zich door het axon verplaatst.
D
Met chemische stofjes die door het holle axon stromen.

Slide 14 - Quiz

Waar in of om de zenuw zit de myeline?
A
In het cellichaam
B
Om de dendriet
C
In de synaps
D
Om het axon

Slide 15 - Quiz

Zenuwcel = neuron

Werking van een neuron:
1. dendriet vangt prikkel(s) op
2. cellichaam denkt er over na
               JA: prikkel verder sturen / NEE: prikkel dooft uit
3. axon/ neuriet transporteert prikkel naar andere neuronen of organen (bijvoorbeeld spieren)


Slide 16 - Slide

Slide 17 - Video

Hoe heet de plek waar een zenuw zijn signaal overgeeft aan een andere zenuw of aan een spier of klier?
A
Myeline
B
Neuron
C
Dendriet
D
Synaps

Slide 18 - Quiz

Wat is de functie van neurotransmitters?

Slide 19 - Open question

Het gevolg van de prikkeloverdracht via neurotransmitters is dat de ontvangende zenuw....
A
....gestimuleerd wordt om ook een prikkel door te geven.
B
....geremd wordt om ook een prikkel door te geven.
C
....geremd óf gestimuleerd wordt om ook een prikkel door te geven.

Slide 20 - Quiz

Geef minimaal drie namen van neurotransmitters die in onze hersenen actief zijn.
(opzoeken mag)

Slide 21 - Open question

Slide 22 - Slide

Impuls-overdracht (synaps)

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Video

Slide 25 - Slide

Grote hersenen
  • Bestaat uit 2 helften = hemisferen
           - rechter hersenhelft communiceert met linker lichaamshelft.
           - linker hersenhelft communiceert met rechter lichaamshelft.
  • Twee hersenhelften zijn door hersenbalk verbonden
  • Buitenkant is grijze stof (hersenschors)
  • Binnenkant is witte stof 
  • Elke hersenhelft heeft 4 kwabben

Slide 26 - Slide

Functies grote
hersensen

Slide 27 - Mind map

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

Bij welke hersenfuncties zijn de gebieden van Broca en Wernicke betrokken?
A
Geheugen
B
Reuk
C
Taal
D
Zicht

Slide 30 - Quiz

Kleine hersenen
De kleine hersenen coördineren houding,
bewegingen en motorische vaardigheden.

Kleine hersenen vervullen daarmee een
 belangrijke functie bij o.a. het evenwicht
en soepel laten verlopen van bewegingen.

Ook kleine hersenen bestaan uit twee helften.


Slide 31 - Slide

Tussenhersenen       
Bevat o.a.: 
- Thalamus: Schakelstation voor sensorische zenuwen. Belangrijk voor concentratie

- Hypothalamus: Regelcentrum voor lichaamstemperatuur, dorst, honger en slaap. Staat in verbinding met de hypofyse (belangrijke hormoon-
klier)

Slide 32 - Slide

De hersenstam.......
A
controleert en reguleert het animale zenuwstelsel (= willekeurige motoriek)
B
zorgt voor schokdemping en bescherming van de hersenen
C
geeft betekenis aan sensorische prikkels (voelen, horen, zien, ruiken, proeven)
D
controleert en reguleert het autonome zenuwstelsel (= onwillekeurige motoriek)

Slide 33 - Quiz

Hersenstam
Functies: 
- Bewustzijnsniveau
- Vitale functies; o.a. bloeddruk en ademhaling
- Bepaalde reflexen; o.a. braakreflex, slikreflex en pupilreflex
- Doorgeven van informatie tussen ruggenmerg en andere hersenstructuren.
- Binnenkomen van informatie uit gezicht (sens. hersenzenuwen)
- Uittreden van motorische prikkels naar gezicht (mot. hersenzenuwen)


Slide 34 - Slide

Slide 35 - Slide

Reflexen

Slide 36 - Mind map

Reflex
- Ruggenmerg en hersenstam kunnen in sommige situaties zonder tussenkomst van de hersenen reageren op sensorische prikkels. 
- Doel is snel reageren ter bescherming / voorkomen van schade.


Slide 37 - Slide

Reflex
Reflexen zorgen dat we snel...
- kunnen reageren op verandering in houding.
      Bijv. in bewegende bus, lift of wanneer je aangestoten wordt.
- kunnen reageren op (dreigend) gevaar.
      Bijv. hete pan, fel licht, scherp mes, irritatie luchtwegen.
- lichaamsfuncties kunnen aanpassen aan omstandigheden.
       Bijv. bij volle darm of blaas, ruiken van eten, droge ogen.

           - 

Slide 39 - Slide

Slide 40 - Slide

Grijze en witte stof
 Grijze stof
- Vooral aan de buitenkant van de hersenen en in de tussenhersenen en hersenstam
- Bestaat uit cellichamen van zenuwcellen 

Witte stof
- Verbindingsbanen tussen de grijze stof.
- Bevat de lange uitlopers (de axonen) van de zenuwcellen. Rondom de axonen zit witte myeline

Slide 41 - Slide

Hersenvliezen
Rondom de hersenen en het ruggenmerg liggen drie vliezen. Tussen deze vliezen stroomt vocht 
                                                             ('liquor')

Slide 42 - Slide

Hersenvocht (liquor)
  • Wordt gemaakt in de hersenventrikels
  • Stroomt tussen de hersenvliezen
  • Functies:
            - Bescherming van de hersenen
            - Transport voedingsstoffen
            - Afvoer afvalstoffen
  • Diagnostiek --> lumbaalpunctie 

Slide 43 - Slide

Vragen/ opmerkingen






Op de volgende dia's staan nog enkele video's over de anatomie en fysiologie van het (centrale) zenuwstelsel. 

Slide 44 - Slide

Slide 45 - Video

Slide 46 - Video

Slide 47 - Video

Slide 48 - Video

Slide 49 - Video