Vertel aan de klas welke informatie op jouw kaarten stond.
Pas op dat je de naam van die leerling niet noemt.
Begin je presentatie met ‘Ik stel jullie iemand voor die …’
Bv: 'Ik stel jullie iemand voor die heel graag desserts eet. Hij/zij is verzot op zoete dingen.
Verder houdt hij/zij van …, omdat