Hoofdstuk 1. paragraaf 1.4-1.5 en 1.6

Zet de vijf marktbenaderingsconcepten in de juiste volgorde. 
De oudste eerst.
1
2
3
4
5
Verkoopconcept
Maatschappelijk
marketingconcept
Marketingconcept
Productconcept
Productieconcept
1 / 42
next
Slide 1: Drag question
Marketing & CommunicatieMBOStudiejaar 1

This lesson contains 42 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Zet de vijf marktbenaderingsconcepten in de juiste volgorde. 
De oudste eerst.
1
2
3
4
5
Verkoopconcept
Maatschappelijk
marketingconcept
Marketingconcept
Productconcept
Productieconcept

Slide 1 - Drag question

Een fabrikant die alleen bezig is met het zo efficiënt mogelijk produceren valt onder de marktbenadering?
A
Het verkoopconcept
B
Het productconcept
C
Het productieconcept
D
Het marketingconcept

Slide 2 - Quiz

Een fabrikant die zijn producten afstemt op de wensen en behoeften van de consument valt onder de marktbenadering?
A
Het verkoopconcept
B
Het productconcept
C
Het productieconcept
D
Het marketingconcept

Slide 3 - Quiz

Het verschil tussen marketing en sales is:
A
Sales is veel moeilijker
B
Marketing gaat uit van een behoefte en sales niet
C
Sales gaat uit van een behoefte en marketing niet
D
Marketing vindt na de sales plaats.

Slide 4 - Quiz

Wens
Behoefte

Slide 5 - Drag question

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Wat is geen voorbeeld van customer service?
A
Goede bereikbaarheid via de telefoon, social media en e-mail
B
Snel en serieus afhandelen van klachten
C
Luxe veters in de schoenen
D
Een betalingsregeling voor de aanschaf van nieuwe computers

Slide 10 - Quiz

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Vraag naar producten in het algemeen
soort
merk

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

2. Welke van de drie vraagsoorten behoort niet tot de effectieve vraag?
A
Herhalingsaankoop,
B
Uitbreidingsvraag,
C
Vervangingsvraag
D
Afgeleide vraag

Slide 24 - Quiz

Generieke vraag
Primaire vraag
Secundaire vraag

Slide 25 - Drag question

Generieke vraag
Primaire vraag
Secundaire vraag

Slide 26 - Drag question

Het kopen van een tweede tas is een voorbeeld van:
A
initiële vraag
B
vervangingsvraag
C
potentiële vraag
D
additionele vraag

Slide 27 - Quiz

Dit is de eerste aankoop van een product door een afnemer
A
vervangingsvraag
B
initiële vraag
C
potentiële vraag
D
primaire vraag

Slide 28 - Quiz

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Slide

Slide 35 - Slide

Wat zijn de kenmerken van de marktvorm oligopolie?
A
1 aanbieder, homogeen product
B
Weinig aanbieders, heterogeen product
C
Weinig aanbieders, homogeen product
D
Veel aanbieders, homogeen product

Slide 36 - Quiz

Wat betekent 'Monopolie'
A
Alleenrecht op een bepaald product of handel in een bepaald product
B
Een groot bedrijf met vestigingen in meerdere landen.
C
Het verhandelen van goederen en diensten op wereldschaal.
D
Alleenrecht op een bepaald product of handel in een bepaald product

Slide 37 - Quiz

Hieronder staan vijf marktvormen. Geef van elke martkvorm aan of het gaat om een monopolie of een oligopolie. Sleep de zinnen naar de juiste plek.







Monopolie
Oligopolie
Uitgifte van rijbewijzen
Internetproviders
Prorail
Microsoft
Onderwijs

Slide 38 - Drag question

Welke marktvorm hoort bij Netflix?
A
Oligopolie
B
Monopolie
C
Volkomen concurrentie
D
Monopolistische concurrentie

Slide 39 - Quiz

Om welke marktvorm
gaat het hier?
A
Monopolie
B
Volkomen mededinging
C
Oligopolie
D
Monopolistische concurrentie

Slide 40 - Quiz

Bij welke marktvorm(en) zijn er veel aanbieders?
A
Oligopolie en Monopolie
B
Volkomen concurrentie en Oligopolie
C
Monopolie en Monopolistische concurrentie
D
Volkomen concurrentie en Monopolistische concurrentie

Slide 41 - Quiz

Slide 42 - Slide