This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes and text slide.
Items in this lesson
Leerdoelen Havo
Slide 1 - Slide
Wat is biologie?
Bio leerdoel 9
A
leer van het leven
B
leer van de natuur
C
Organismen
D
Levende organismen
Slide 2 - Quiz
Een organisme is
Bio leerdoel 10
A
Iets wat leeft
B
Iets wat leeft of dood is
C
Alles wat leeft
D
Hetzelfde als een orgaan
Slide 3 - Quiz
Een levend organisme heeft minimaal:
Bio leerdoel 12
A
een cel
B
bloed
C
hersenen
D
een hart
Slide 4 - Quiz
Noem minimaal 3 levensverschijnselen die je bij dit filmpje ziet
Bio leerdoel 11
Slide 5 - Open question
Bio leerdoel 11
groeien
voeden
uitscheiden
ademen
voortplanten
waarnemen
bewegen
Slide 6 - Drag question
In de afbeelding is een deel van de romp van een mens weergegeven. Aan de bovenzijde is een dwarsdoorsnede van de borstholte te zien. Hoe heet orgaan Q?
Bio leerdoel 13
Slide 7 - Open question
Enkele organen van een schaap zijn: alvleesklier, hart, lever, longen, maag, slokdarm. Welke van deze organen kunnen zich bevinden in de holte die is aangegeven met S in de afbeelding van informatie 1?
Bio leerdoel 13
A
Alvleesklier
B
Lever
C
Longen
D
Maag
Slide 8 - Quiz
nr. 6
Bio leerdoel 13
A
Long
B
Dikke darm
C
Nier
D
Maag
Slide 9 - Quiz
nr. 2
Bio leerdoel 13
A
Long
B
Hart
C
Nier
D
Maag
Slide 10 - Quiz
nr. 10
Bio leerdoel 13
A
Long
B
Hart
C
Nier
D
Maag
Slide 11 - Quiz
Van wie is welke cel?
Bio leerdoel 14
Dier
Plant
Slide 12 - Drag question
Bio leerdoel 14
Celmembraan
Bladgroenkorrels
Celkern
Celwand
Stuurt de cel aan
scheidt de inhoud van de cel van de omgeving
geeft de cel stevigheid
voor fotosynthese
Slide 13 - Drag question
Wat zijn de 4 rijken in de natuur?
Ord leerdoel 17
A
Jagers, groente, reptielen en schimmels
B
Dieren, planten, voedsel en zuurstof
C
Dieren , Planten, schimmels en bacterien
D
Dieren, planten, schimmels en cellen
Slide 14 - Quiz
Ord leerdoel 18
Sleep naar de goede plek
dieren
planten
geen celwand
bladgroen korrels
geen celkern
celkern
celkern
celwand
geen bladgroen korrels
celmembraan
celmembraan
Slide 15 - Drag question
Ord leerdoel 19
Sporenplant
Sporenplant
Zaadplant
Zaadplant
Mos
Varen
Bloem
Gras
Slide 16 - Drag question
Onder Stam Gewervelden valt nog 5 Klassen. Hiernaast missen we nog 2, welke zijn ze?
Ord leerdoel 19
A
Haaien en Zoogdieren
B
Vissen en Kikkers
C
Mensen en Spinachtigen
D
Vissen en Zoogdieren
Slide 17 - Quiz
Het plantenrijk verdeel je in 3 STAMMEN. Welke zijn dit?
Ord leerdoel 19
A
naaktzadigen en bedektzadigen en planten zonder zaden
B
waterplanten en landplanten en oeverplanten
C
wieren, sporenplanten, zaadplanten
D
bomen, struiken, grassen
Slide 18 - Quiz
Gewerveld
Ongewerveld
Sleep naar het juiste vak
Ord leerdoel 20
Slide 19 - Drag question
Sleep naar het juiste vak
Ord leerdoel 20
Warmbloedig
Koudbloedig
Slide 20 - Drag question
Ord leerdoel 21
koudbloedig
koudbloedig
koudbloedig
warmbloedig
warmbloedig
eieren zonder schaal
eieren zonder schaal
eieren met leerachtige schaal
eieren met harde schaal
levendbarend
schubben zonder slijm
schubben met slijm
slijm zonder schubben
veren
haar
Slide 21 - Drag question
In welke groep(en) halen de dieren adem met longen?
12
Ord leerdoel 21
A
alleen zoogdieren
B
vogels en zoogdieren
C
reptielen, vogels en zoogdieren
D
amfibieën, reptielen, vogels en zoogdieren
Slide 22 - Quiz
Ademen door de huid Welke groep kan dat?
Ord leerdoel 21
A
Vissen
B
Amfibieën
C
Reptielen
D
Zoogdieren
Slide 23 - Quiz
Ord leerdoel 22
Insecten
Veelpotigen
Spinachtigen
Kreeftachtigen
Slide 24 - Drag question
Ord leerdoel 22
Sleep de 4 groepen van geleedpotigen in dit vak
Insecten
Kreeftachtigen
Veelpotigen
Spinachtigen
Schimmels
Garnalen
Reptielen
Kwallen
Vlinders
Slide 25 - Drag question
Sleep de kaartjes
naar de goede plek
Ord leerdoel 23
Wortel
Bloem
Blad
Stengel
Slide 26 - Drag question
Bio leerdoel 31
Levend
Dood
levenloos
Heeft nooit levenskenmerken gehad
Heeft levenskenmerken
Heeft geen levenskenmerken meer
Slide 27 - Drag question
Tekst
Tekst
Bio leerdoel 32
Verteringstelsel
Beenderenstelsel
Spierenstelsel
Bloedvatenstelstel
Ademhalingstelsel
Zenuwstelsel
Slide 28 - Drag question
Welk organenstelsel zorgt voor de vertering van je eten?
Bio leerdoel 32
A
Het bloedvatenstelsel
B
De maag en de lever
C
Het verteringsstelsel
D
Het zenuwstelsel
Slide 29 - Quiz
De dunne- en dikke darm, de maag en de lever werken samen in het:
Bio leerdoel 32
A
bottenstelsel
B
zenuwstelsel
C
spierstelsel
D
verteringsstelsel
Slide 30 - Quiz
Wat is een orgaanstelsel?
Bio leerdoel 32
A
organisme
B
allemaal cellen bij elkaar die een functie hebben
C
organen die samen een functie hebben.
D
weefsel
Slide 31 - Quiz
Noem een orgaan en schrijf erbij welke functie het heeft
Bio leerdoel 32
Slide 32 - Open question
mond, slokdarm, lever, maag, dunne darm, dikke darm, anus
neusholte, mondholte, luchtpijp, long
bloedvaten, hart
nier, urineleider, blaas, urinebuis
hersenen, ruggenmerg, zenuwen
Bio leerdoel 32
Bloedvatenstelsel
Ademhalingsstelsel
Verteringsstelsel
Uitscheidingsstelsel
Zenuwstelsel
Slide 33 - Drag question
Elk onderdeel is dubbel.
Sommige onderdelen moeten 2 keer in dezelfde geplaats worden.
Bio leerdoel 33
plantencel
dierlijke cel
celwand
celmembraam
celmembraam
celwand
celkern
celkern
vacuole
vacuole
Bladgroenkorrels
Bladgroenkorrels
Celplasma
Celplasma
Slide 34 - Drag question
De pinguïns zien er verschillend uit, ze hebben een andere naam en ze kunnen zich onderling niet voortplanten. Waaruit blijkt dat deze pinguïns tot verschillende soorten behoren?
Bio leerdoel 34
A
ze hebben een andere naam
B
ze kunnen zich onderling niet voortplanten
C
ze zien er verschillend uit
Slide 35 - Quiz
Vanuit de verschillen in het dierenrijk kun je stamboom opstellen, zoals de afbeelding hiernaast laat zien. Aan welk dier is de neushoorn het meest verwant?
Bio leerdoel 35
Slide 36 - Open question
Bio leerdoel 36
Vaatplanten
Groenwieren
wortels
geen wortels
stengels
geen stengels
bladeren
geen bladeren
boomalg
zeesla
paardenbloem
varen
Slide 37 - Drag question
Bio leerdoel 37
Sporenplanten
Zaadplanten
sporen
bloemen
sporendoosjes
tulp
mossen
zaden
gras
eik
paardenstaarten
varen
Slide 38 - Drag question
Drie beschrijvingen zijn: 1 Je kunt het dier maar op één manier in twee gelijke helften verdelen. 2 Je kunt het dier op meerdere manieren in twee gelijke helften verdelen. 3 Je kunt het dier op geen enkele manier in twee gelijke helften verdelen Drie vormen van symmetrie zijn: A niet-symmetrisch B tweezijdig symmetrisch C veelzijdig symmetrisch Welke horen bij elkaar?
Bio leerdoel 38
A
1-C
2-A
3-B
B
1-B
2-C
3-A
C
1-B
2-A
3-C
D
1-A
2-B
3-C
Slide 39 - Quiz
Geef een voorbeeld van een tweezijdig symmetrisch dier met een uitwendig skelet
Bio leerdoel 38
Slide 40 - Open question
Noem de twee stammen van het dierenrijk die veelzijdig symmetrisch zijn, beschrijf van elke genoemde stam het skelet.
Bio leerdoel 38
Slide 41 - Open question
Er zijn verschillende manieren waarop dieren warmte kwijt raken.
Welke aanpassing heeft de olifant om af te koelen?
Bio leerdoel 42
A
Grote oren
B
Zomervacht
C
Luchtstroom
Slide 42 - Quiz
Hiernaast zie je een poolvos. Wat is geen aanpassing aan de omgeving van de poolvos?