This lesson contains 46 slides, with interactive quizzes and text slide.
Items in this lesson
Leerdoelen V1C
Slide 1 - Slide
Nask Leerdoel 2
Geef de richting van de krachten die de satteliet op zijn baan houden aan
Slide 2 - Drag question
Ijs zit in de ...... fase
Nask Leerdoel 3
A
koude
B
vloeibare
C
gas
D
vaste
Slide 3 - Quiz
Mist zit in de ..... fase
Nask Leerdoel 3
A
koude
B
vloeibare
C
gas
D
vaste
Slide 4 - Quiz
... is vloeibaar
Nask Leerdoel 3
A
melk
B
sneeuw
C
stoom
D
ijzer
Slide 5 - Quiz
Nask Leerdoel 4
sleep de fase naar de juiste afbeelding van het bijhorende deeltjesmodel
Vloeibaar
Gas
Vast
Slide 6 - Drag question
1 = ? 2 =?
Nask Leerdoel 5
A
1= condenseren
2= verdampen
B
1 = smelten
2 = stollen
C
1= sublimberen
2= rijpen
D
1= stollen
2= smelten
Slide 7 - Quiz
3 = ? 4 =?
Nask Leerdoel 5
A
3= verdampen
4= condenseren
B
3 = verdampen
4 = smelten
C
3= sublimberen
4= rijpen
D
3= stollen
4= smelten
Slide 8 - Quiz
Een organisme is
Bio leerdoel 8
A
Iets wat leeft
B
Iets wat leeft of dood is
C
Alles wat leeft
D
Hetzelfde als een orgaan
Slide 9 - Quiz
Noem minimaal 3 levensverschijnselen die je bij dit filmpje ziet
Bio leerdoel 9
Slide 10 - Open question
Bio leerdoel 9
groeien
voeden
uitscheiden
ademen
voortplanten
waarnemen
bewegen
Slide 11 - Drag question
Leerdoel 10
Abiotisch
Biotisch
Slide 12 - Drag question
Een levend organisme heeft minimaal:
Bio leerdoel 11
A
een cel
B
bloed
C
hersenen
D
een hart
Slide 13 - Quiz
Van wie is welke cel?
Bio leerdoel 13
Dier
Plant
Slide 14 - Drag question
Bio leerdoel 14
Celmembraan
Bladgroenkorrels
Celkern
Celwand
Stuurt de cel aan
scheidt de inhoud van de cel van de omgeving
geeft de cel stevigheid
voor fotosynthese
Slide 15 - Drag question
Bio leerdoel 16
Bacteriën
schimmels
dieren
planten
geen celwand
bladgroen korrels
geen celkern
wel celwand,
celkern, geen bladgroenkorrels
Slide 16 - Drag question
Ord leerdoel 16
Sleep naar de goede plek
dieren
planten
geen celwand
bladgroen korrels
geen celkern
celkern
celkern
celwand
geen bladgroen korrels
celmembraan
celmembraan
Slide 17 - Drag question
Wat zijn de 4 rijken in de natuur?
Ord leerdoel 17
A
Jagers, groente, reptielen en schimmels
B
Dieren, planten, voedsel en zuurstof
C
Dieren , Planten, schimmels en bacterien
D
Dieren, planten, schimmels en cellen
Slide 18 - Quiz
Het plantenrijk verdeel je in 3 STAMMEN. Welke zijn dit?
Ord leerdoel 18
A
naaktzadigen en bedektzadigen en planten zonder zaden
B
waterplanten en landplanten en oeverplanten
C
wieren, sporenplanten, zaadplanten
D
bomen, struiken, grassen
Slide 19 - Quiz
Ord leerdoel 18
Sporenplant
Sporenplant
Zaadplant
Zaadplant
Mos
Varen
Bloem
Gras
Slide 20 - Drag question
Gewerveld
Ongewerveld
Sleep naar het juiste vak
Ord leerdoel 19
Slide 21 - Drag question
Sleep naar het juiste vak
Ord leerdoel 19
Warmbloedig
Koudbloedig
Slide 22 - Drag question
Onder Stam Gewervelden valt nog 5 Klassen. Hiernaast missen we nog 2, welke zijn ze?
Ord leerdoel 20
A
Haaien en Zoogdieren
B
Vissen en Kikkers
C
Mensen en Spinachtigen
D
Vissen en Zoogdieren
Slide 23 - Quiz
Ord leerdoel 20
koudbloedig
koudbloedig
koudbloedig
warmbloedig
warmbloedig
eieren zonder schaal
eieren zonder schaal
eieren met leerachtige schaal
eieren met harde schaal
levendbarend
schubben zonder slijm
schubben met slijm
slijm zonder schubben
veren
haar
Slide 24 - Drag question
In welke groep(en) halen de dieren adem met longen?
12
Ord leerdoel 20
A
alleen zoogdieren
B
vogels en zoogdieren
C
reptielen, vogels en zoogdieren
D
amfibieën, reptielen, vogels en zoogdieren
Slide 25 - Quiz
Ademen door de huid Welke groep kan dat?
Ord leerdoel 20
A
Vissen
B
Amfibieën
C
Reptielen
D
Zoogdieren
Slide 26 - Quiz
Ord leerdoel 20
Insecten
Veelpotigen
Spinachtigen
Kreeftachtigen
Slide 27 - Drag question
Ord leerdoel 20
Sleep de 4 groepen van geleedpotigen in dit vak
Insecten
Kreeftachtigen
Veelpotigen
Spinachtigen
Schimmels
Garnalen
Reptielen
Kwallen
Vlinders
Slide 28 - Drag question
Sleep de kaartjes
naar de goede plek
Ord leerdoel 21
Wortel
Bloem
Blad
Stengel
Water opnemen
Fotosynthese
Stevigheid
Voortplanting
Slide 29 - Drag question
Welk figuur maakt de baan van de maan rond de aarde?
Nask leerdoel 24
A
A
B
B
Slide 30 - Quiz
Voor welke faseovergangen dient de stof verwarmd te worden?
Nask leerdoel 27
A
sublimeren, condenseren, stollen
B
rijpen, smelten, verdampen
C
rijpen, stollen, verdampen
D
sublimeren, smelten, verdampen
Slide 31 - Quiz
Bio leerdoel 29
Levend
Dood
levenloos
Heeft nooit levenskenmerken gehad
Heeft levenskenmerken
Heeft geen levenskenmerken meer
Slide 32 - Drag question
Elk onderdeel is dubbel.
Sommige onderdelen moeten 2 keer in dezelfde geplaats worden.
Bio leerdoel 32
plantencel
dierlijke cel
celwand
celmembraam
celmembraam
celwand
celkern
celkern
vacuole
vacuole
Bladgroenkorrels
Bladgroenkorrels
Celplasma
Celplasma
Slide 33 - Drag question
Noem 3 kenmerken die je gebruikt voor het indelen van het dierenrijk. Geef hier voorbeelden bij.
Leerdoel 33
Slide 34 - Open question
Noem 3 kenmerken die je gebruikt voor het indelen van het plantenrijk. Geef hier voorbeelden bij.
Leerdoel 33
Slide 35 - Open question
Vanuit de verschillen in het dierenrijk kun je stamboom opstellen, zoals de afbeelding hiernaast laat zien. Aan welk dier is de neushoorn het meest verwant?
Bio leerdoel 33
Slide 36 - Open question
De pinguïns zien er verschillend uit, ze hebben een andere naam en ze kunnen zich onderling niet voortplanten. Waaruit blijkt dat deze pinguïns tot verschillende soorten behoren?
Bio leerdoel 35
A
ze hebben een andere naam
B
ze kunnen zich onderling niet voortplanten
C
ze zien er verschillend uit
Slide 37 - Quiz
Zaadplanten worden onderverdeeld in twee groepen. Dit zijn:
Bio leerdoel 37
A
Bloemige en niet bloemige
B
Naaktzadigen en Bedektzadigen
C
Fruitige en niet fruitige
D
Eetbare en niet eetbare
Slide 38 - Quiz
Een appel is een voorbeeld van een...
Bio leerdoel 37
A
Bedektzadige
B
Naaktzadige
C
Alg
D
Sporenplant
Slide 39 - Quiz
Een dennenappel is een voorbeeld van een...
Bio leerdoel 37
A
Naaktzadige
B
Bedektzadige
C
Algen of wieren
D
Sporenplanten
Slide 40 - Quiz
Drie beschrijvingen zijn: 1 Je kunt het dier maar op één manier in twee gelijke helften verdelen. 2 Je kunt het dier op meerdere manieren in twee gelijke helften verdelen. 3 Je kunt het dier op geen enkele manier in twee gelijke helften verdelen Drie vormen van symmetrie zijn: A niet-symmetrisch B tweezijdig symmetrisch C veelzijdig symmetrisch Welke horen bij elkaar?
Bio leerdoel 39
A
1-C
2-A
3-B
B
1-B
2-C
3-A
C
1-B
2-A
3-C
D
1-A
2-B
3-C
Slide 41 - Quiz
Geef een voorbeeld van een tweezijdig symmetrisch dier met een uitwendig skelet
Bio leerdoel 39
Slide 42 - Open question
Noem de twee stammen van het dierenrijk die veelzijdig symmetrisch zijn, beschrijf van elke genoemde stam het skelet.
Bio leerdoel 39
Slide 43 - Open question
Dichte mist ontstaat als er veel waterdruppels in de lucht hangen. Na een heldere dag ontstaat er plots dichte mist. Wat kun je dan zeggen over de temperatuur?
Nask leerdoel 42
A
het is kouder geworden
B
de temperatuur is het zelfde gebleven
C
het is warmer geworden
Slide 44 - Quiz
Tijdens een willekeurige winterdag zit er veel waterdamp in de lucht. Vervolgens daalt de temperatuur ’s nachts naar −4 °C. Wat zul je de volgende ochtend op de takken vinden?
Nask leerdoel 42
A
rijp
B
waterdruppels
C
waterdamp
Slide 45 - Quiz
De wolken in de foto komen alleen op zeer grote hoogte voor. Ze bestaan uit ijskristallen. Bij het ontstaan van deze wolken gaat waterdamp rechtstreeks over in vaste stof (ijskristallen). Hoe heet deze fase-overgang?