past simple

1 / 29
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Past simple
Verleden
    Tijd 
Verleden tijd = past simple           Alles wat al is afgelopen

Slide 3 - Slide

NU

Slide 4 - Slide

        The boys climb up the tree.
        The boys climbed up the tree yesterday.
TT
VT
        De tweede zin staat in de verleden tijd. Door welk woord weet je dit?

Slide 5 - Slide

The boys climbed up the tree yesterday.

door welk woord weet je dat deze zin in de verleden tijd staat?
A
boys
B
tree
C
yesterday

Slide 6 - Quiz

The girls talk during class

welke tijd is dit?
A
present simple
B
past simple

Slide 7 - Quiz

The girls talked during class

welke tijd is dit?
A
present simple
B
past simple

Slide 8 - Quiz

        The girls talk during class.
        The girls talked during class.
TT
VT
        Hoe weet je dat de ene zin in de tegenwoordige tijd en de andere in de verleden staat?

Slide 9 - Slide

The girls talked during class.

Er staat geen verleden tijd woord in de zin. Hoe weet je dat de zin in de verleden tijd staat?
A
raden
B
steen/papier/schaar
C
door naar het werkwoord te kijken

Slide 10 - Quiz

        The girls talk during class.
        The girls talked during class.
        The boys climb up the tree.
        The boys climbed up the tree yesterday.
       De regel is :  verleden tijd = werkwoord + ed

Slide 11 - Slide

       De regel is :  verleden tijd = werkwoord + ed
Werkwoorden die deze regel volgen noemen we:  Regelmatige werkwoorden

Slide 12 - Slide

UITZONDERING

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

           ww die eindigen op e → like / advise / arrive enz.
            Ipv ed komt er alleen een d achter → liked / advised
  ww die eindigen op medeklinker + y → cry / try / study
  y weghalen daarna + ed → cried / tried / studied 
  ww die eindigen op medeklinker + klinker + medeklinker
  → stop / plan / nod / sob
  de laatste medeklinker verdubbeld → stopped / planned

Slide 15 - Slide

Wat is de verleden tijd van
age (ouder worden)
A
ageed
B
aged

Slide 16 - Quiz

Wat is de verleden tijd van
play (spelen)
A
played
B
playyed
C
plaied

Slide 17 - Quiz

wat is de verleden tijd van
rub (wrijven)
A
rubed
B
rubied
C
rubbed

Slide 18 - Quiz

                 Zijn alle werkwoorden regelmatig????
Nee!! er zijn ook werkwoorden die de regel niet volgen. Die noemen we :  
             Onregelmatige werkwoorden            

Slide 19 - Slide

          Onregelmatige werkwoorden
ER
Er komt geen ed achter het werkwoord, het hele werkwoord veranderd!

Slide 20 - Slide

onregelmatige werkwoorden 15 tot en met 30

                                       vragen 3

Er komt geen ed achter het werkwoord, het hele werkwoord veranderd!

Slide 21 - Slide

to do ----------    did       -------   done 
to fly ----------    flew     -------   flown
to go ----------    went    -------   gone
hele werkwoord
1
verleden tijd
2
voltooid deelwoord
3
Het onregelmatige werkwoord staat altijd in een rijtje van drie

Slide 22 - Slide

1
 Het eerste rijtje = het hele werkwoord
                      (tegenwoordige tijd)
to do
to fly
to go
to eat

Slide 23 - Slide

   
       

                did
                flew
                went
                ate
    

2
Het tweede rijtje = de verleden tijd  (past tense)

Slide 24 - Slide




             done
             flown
             gone
             eaten
         
3
Het derde rijtje = voltooide tijd  (past participle)

Slide 25 - Slide

Blazen
Hij/ zij het
hele
ww
past
simple
volt
deel
woord
blews
blow
blowing
blew
 blows
blowed
blewed
blown
bends

Slide 26 - Drag question

Het werkwoord staat altijd in een rijtje van drie
to Blow ---  blew ---  blown 

hele werkwoord
1
verleden tijd
2
voltooid deelwoord
3
    hele werkwoord         verleden tijd       voltooid deelwoord

Slide 27 - Slide

Beginnen
Hij/ zij het
hele
ww
volt
deel
woord
verleden
 tijd
begin
begans
begon
began
beguns
begins
begons
begun
begen

Slide 28 - Drag question

Het werkwoord staat altijd in een rijtje van drie
to Begin ---  began ---  begun 

hele werkwoord
1
verleden tijd
2
voltooid deelwoord
3
    hele werkwoord           verleden tijd            voltooid deelwoord

Slide 29 - Slide