Talent Herhaling H2


Nederlands (Talent)

Pak voor je:
  • Laptop - LessonUp
  • Boek Talent
  • aantekeningenschrift
  • pen


Lesdoel vandaag:

We herhalen de leerdoelen voor het proefwerk!
Welkom
timer
1:00
1 / 26
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson


Nederlands (Talent)

Pak voor je:
  • Laptop - LessonUp
  • Boek Talent
  • aantekeningenschrift
  • pen


Lesdoel vandaag:

We herhalen de leerdoelen voor het proefwerk!
Welkom
timer
1:00

Slide 1 - Slide

Herhaling H2 Toetsstof
  • § 2.3 Lezen 
  • § 2.5 Woorden
  • § 2.7 Grammatica
  • § 2.8 Spelling

Slide 2 - Slide

§ 2.3 Lezen

Slide 3 - Slide

Stappenplan Lezen van een tekst
  1. Titel (vraag je af wat er in het artikel geschreven staat)
  2. Tussenkopjes (mini-titels boven een of meer  alinea's) Vraag jezelf weer af wat er in de alinea's geschreven zou kunnen worden
  3. Anders gedrukte woorden bekijken.
  4. Plaatjes of afbeeldingen bekijken.
  5. Stel jezelf de vraag: "Waar gaat deze tekst over?" (onderwerp!) en lees de 1e en laatste zin van de 1e en laatste alinea 

Slide 4 - Slide

Inleiding - Kern -Slot

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Wat is de bedoeling van de inleiding?
De inleiding is bedoeld om
A
de mening van de schrijver duidelijk te maken
B
een aantal deskundigen te introduceren
C
een uitleg te geven over de opbouw van de tekst
D
het onderwerp van de tekst aan te kondigen

Slide 7 - Quiz


Lees de inleiding
nauwkeurig.

Wat is de functie van de inleiding?
A
alleen de aandacht trekken
B
het onderwerp noemen
C
centrale vraag stellen
D
samenvatting geven

Slide 8 - Quiz

Signaalwoorden

Slide 9 - Slide

Wat is het signaalwoord + verband:

Grote schoonmaak
Opruimen is niet mijn sterkste kant. Rotzooi maken kan ik daarentegen wel goed.

A
Rotzooi - signaalwoord opsomming
B
Grote - signaalwoord toelichting
C
daarentegen - signaalwoord tegenstelling
D
Goed - signaalwoord voorbeeld

Slide 10 - Quiz

Signaalwoorden voorbeeld
A
: / - / 1, 2, 3, enz.
B
eerst, toen, daarna
C
zo, zoals, bijvoorbeeld

Slide 11 - Quiz

Verwijswoorden
  • Voorbeelden van verwijswoorden zijn: hij, hem, haar, het, zij, die, dit, dat, hier, daar.
  • Zo kom je erachter waar een woord naar verwijst: stel een vraag die begint met Wie, Wat, Waar of Welk(e).

Slide 12 - Slide

§ 2.5 Woorden
Leer de woordenlijst! 
Weet wat synoniemen zijn.

Slide 13 - Slide

§ 2.7 Grammatica

In deze paragraaf herhaal je de woordsoorten: lidwoord, bijvoeglijk naamwoord, zelfstandig naamwoord, voorzetsel, werkwoord en telwoord.

Slide 14 - Slide

Woordsoorten 1

Slide 15 - Slide

Woordsoorten 2

Slide 16 - Slide

zelfstandig naamwoord
lidwoord
voorzetsel
werkwoord
bijvoeglijk naamwoord
telwoord
de, het, een
puppy, school, klok
zijn, rennen, eten
op, achter, in
aardig, rood, leuk
drie, veel, meeste

Slide 17 - Drag question

Lidwoord
Zelfstandig naamwoord
Werkwoord
Bijvoeglijk naamwoord
Telwoord
Voorzetsel
De
uitgeputte
jongen
fietste
voor
de
tweede
keer
naar
Blokzijl.

Slide 18 - Drag question

§ 2.8 Spelling

Slide 19 - Slide

pv vt

Slide 20 - Slide

Spelling
Persoonsvorm verleden tijd

(gebeuren) Er ... hier nooit iets.

Slide 21 - Open question

Persoonsvorm verleden tijd
(vermoeden) ... jullie dat hij iets stal?

Slide 22 - Open question

Slide 23 - Slide

1 calorie
Veel ....................................

Slide 24 - Open question

1 bacterie
Veel ...........................

Slide 25 - Open question

AAN DE SLAG
  • Ga online naar Talent 
  • Open hoofdstuk 2
  • Aan de rechterzijde staan de opdrachten open van versterk jezelf waarmee je gaat oefenen. 

DONDERDAG PROEFWERK NEDERLANDS

Slide 26 - Slide