Oefentoets hoofdstuk 2

HERHALING H2

Pak voor je:
  • Boek Talent H2
  • Laptop met Lessonup
Volgende week proefwerk over deze leerdoelen!
2.3 lezen
• de tekstdelen inleiding, kern en slot herkennen;
• de kenmerken van een inleiding;
• wat verwijswoorden zijn;
• de signaalwoorden herkennen die een tegenstelling aangeven;
• de signaalwoorden herkennen die een voorbeeld aangeven.
2.5 Woorden
• 25 nieuwe woorden uit je hoofd leren en gebruiken
• wat achtervoegsels zijn
2.7 grammatica
• De woordsoorten; werkwoorden, lidwoorden, zelfstandig naamwoorden, bijvoeglijk naamwoorden, voorzetsels.
Je moet in een zin de woordsoorten aan woorden kunnen koppelen.
2.8 Spelling
• hoe je de verleden tijd van een werkwoord goed spelt.
• In deze paragraaf leer je:
• hoe je het meervoud schrijft van woorden op -ie en -ee;
• 10 dicteewoorden



1 / 39
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

HERHALING H2

Pak voor je:
  • Boek Talent H2
  • Laptop met Lessonup
Volgende week proefwerk over deze leerdoelen!
2.3 lezen
• de tekstdelen inleiding, kern en slot herkennen;
• de kenmerken van een inleiding;
• wat verwijswoorden zijn;
• de signaalwoorden herkennen die een tegenstelling aangeven;
• de signaalwoorden herkennen die een voorbeeld aangeven.
2.5 Woorden
• 25 nieuwe woorden uit je hoofd leren en gebruiken
• wat achtervoegsels zijn
2.7 grammatica
• De woordsoorten; werkwoorden, lidwoorden, zelfstandig naamwoorden, bijvoeglijk naamwoorden, voorzetsels.
Je moet in een zin de woordsoorten aan woorden kunnen koppelen.
2.8 Spelling
• hoe je de verleden tijd van een werkwoord goed spelt.
• In deze paragraaf leer je:
• hoe je het meervoud schrijft van woorden op -ie en -ee;
• 10 dicteewoorden



Slide 1 - Slide

Oefentoets hoofdstuk 2
  •  Leerstof herhalen van heel hoofdstuk 2
  • Oefentoets over lezen, woorden, 
spelling en grammatica. 
  • Proefwerk donderdag 12 december

Slide 2 - Slide

Uit welke drie delen bestaat een tekst?

Slide 3 - Open question

In de kern geeft de schrijver ... over het onderwerp.

Slide 4 - Open question

Wat doen signaalwoorden?
A
Die geven een verband of samenhang tussen zinnen of alinea's aan.
B
Die laten weten dat er gevaar is.
C
Die geven aan wat echt belangrijk is in je tekst.

Slide 5 - Quiz

Wat is een tegenstelling?
A
Een woord of zin dat hetzelfde betekent.
B
Een woord of zin dat het tegenovergestelde betekent.

Slide 6 - Quiz

Welk signaalwoord geeft een tegenstelling aan?
A
Omdat
B
Want
C
Maar
D
Daarom

Slide 7 - Quiz

Wat is het signaalwoord voor een tegenstelling in deze tekst?
Vapen is als een elektronische manier van roken, maar het zorgt voor discussies. Sommige mensen zeggen dat vapen beter is dan gewoon roken, omdat het minder schadelijk lijkt.

Slide 8 - Open question

Signaalwoorden bij
opsommingen

Slide 9 - Mind map

Signaalwoorden bij
voorbeelden

Slide 10 - Mind map

"Ik heb hooguit een 5 voor deze toets."

Betekenis hooguit:
A
Minimaal
B
Niet meer dan
C
Minstens
D
Net

Slide 11 - Quiz

Met moeite iets zeggen en steeds stukjes herhalen:

Slide 12 - Open question

Een ander woord voor heel veel:

Slide 13 - Open question

"Het roofdier ligt op de loer."
Betekenis op de loer liggen:
A
Dreigend aanwezig zijn
B
Van een afstand
C
Dichtbij zijn
D
Aan het kijken

Slide 14 - Quiz

Iemand iets vervelends laten doen:

Slide 15 - Open question

Voorbeelden van
achtervoegsels

Slide 16 - Mind map

De, het en een zijn ...

Slide 17 - Open question

Woorden zoals mooi, klein en groot noem je ...

Slide 18 - Open question

Kapper, boom en tafel zijn voorbeelden van ...

Slide 19 - Open question

Voor, aan en tijdens zijn voorbeelden van ...

Slide 20 - Open question

Eerste, laatste en honderd zijn voorbeelden van ...

Slide 21 - Open question

Welke woordsoort is onderstreept?
De makkelijkste woordsoorten vind ik lidwoorden.
_________________
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
lidwoord

Slide 22 - Quiz

Kies het juiste woordsoort.
wolk
A
LW
B
ZN
C
WW

Slide 23 - Quiz

Kies de juiste woordsoort?

uur = ...
A
zelfstandig naamwoord
B
bijvoeglijk naamwoord
C
lidwoord
D
het goede antwoord staat er niet bij

Slide 24 - Quiz


Kies de juiste woordsoort.
Gisteravond heb ik gesport.
A
Werkwoord (ww)
B
Zelfstandig naamwoord (znw)
C
Bijvoeglijk naamwoord (bn)
D
Lidwoord (lw)

Slide 25 - Quiz


Kies de juiste woordsoort.
Ik heb veel nagedacht.
A
werkwoord
B
lidwoord
C
zelfstandig naamwoord

Slide 26 - Quiz

Wat is geen telwoord?
A
eerste
B
meeste
C
kleinste
D
laatste

Slide 27 - Quiz

Welke woordsoort is onderstreept?
Deze les doen we een herhaling van de woordsoorten.
_____________
A
Werkwoord
B
Zelfstandig naamwoord
C
Bijvoeglijk naamwoord
D
Lidwoord

Slide 28 - Quiz

Wat is de juiste spelling?
A
Bacterieën
B
Bacteries
C
Bacteriën
D
Bacterieeën

Slide 29 - Quiz

Spel het meervoud van idee:

Slide 30 - Open question

Spel het meervoud van calorie

Slide 31 - Open question

Wat is de juiste spelling?
A
Kopieën
B
Kopiën
C
Kopies
D
Kopieeën

Slide 32 - Quiz

"Hij ... zijn broertje gisteren naar voetbal" (brengen)

Slide 33 - Open question

"Ze ... vroeger iedere ochtend!"
(zwemmen)

Slide 34 - Open question

"Ik ... de toetsen vanochtend uit"
(printen)
A
Print
B
Printte
C
Printe

Slide 35 - Quiz

"Wij ... niet dat het zou regenen."
(verwachten)
A
Verwachtten
B
Verwachten

Slide 36 - Quiz

"Maryam ... de toets niet in te halen."
(hoeven)
A
Hoefte
B
Hoefde

Slide 37 - Quiz

Maken: test jezelf
Van: 
H2.3
H2.5
H2.7
H2.8

Daarna woordentrainer bij H2.5
timer
1:00

Slide 38 - Slide

Heel veel succes met leren voor de toets!
Heel veel succes!!

Slide 39 - Slide