Start werkwoordspelling

Welkom!
Fijn dat je er bent,
ga lekker zitten.

Pak je spullen:
  • leesboek
  • laptop (nu nog dicht)

Open je leesboek, 
we starten met lezen.
timer
10:00
1 / 40
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom!
Fijn dat je er bent,
ga lekker zitten.

Pak je spullen:
  • leesboek
  • laptop (nu nog dicht)

Open je leesboek, 
we starten met lezen.
timer
10:00

Slide 1 - Slide


Werkwoordspelling
Deze les:
  • uitleg van de theorie

Je hebt al:
  • geoefend met juist spellen van de persoonsvorm in tt en vt. 

Slide 2 - Slide

Einddoel

Cursus 7 Spelling: §9-15 toets = formatief

Moet voldoende afgerond zijn, anders opnieuw totdat er een voldoende is behaald.

Vandaag: twee onderdelen theorie behandelen + opdrachten maken.

Slide 3 - Slide

Wat is niet goed gespeld?

Slide 4 - Slide

Engelse leenwoorden vervoegen in het Nederlands

Regels:
- Engelse werkwoorden vervoegen we als Nederlandse werkwoorden.
- Ik-vorm (tt): Haal -en eraf → speechen speech, rugbyen rugby.
- Als nodig voor uitspraak, blijft de e staan → timen time, liken like.
- Eindigt het Engelse woord op een dubbele medeklinker? Schrijf er één → flossen flos.
- Uitzondering: Dubbele medeklinker blijft als het nodig is voor uitspraak → paintballen paintball.
Verleden tijd & voltooid deelwoord:
Zwakke werkwoorden → Gebruik ’t (e) x - f (o) k s ch (aa) p.

Slide 5 - Slide

Samengestelde zinnen & persoonsvormen
- Enkelvoudige zin → 1 persoonsvorm
- Samengestelde zin → Meer persoonsvormen

Persoonsvorm vinden:
✔ Verander de tijd van de zin
✔ Werkwoorden die veranderen = persoonsvormen
✔ Overige werkwoorden = infinitieven of deelwoorden




Slide 6 - Slide

Samengestelde zinnen & persoonsvormen
Voorbeeld:
De supermarktketen heeft besloten dat de spaaractie wordt beëindigd, omdat die voor milieuvervuiling zorgt.
werkwoorden ➡ Had besloten - werd beëindigd - zorgde

Persoonsvormen: heeft, wordt, zorgt
Geen persoonsvorm: besloten, beëindigd (voltooide deelwoorden)

Slide 7 - Slide

Aan de slag!
Van Cursus 7 Spelling
§ 10 Engelse werkwoorden
maak je:

  • Opdracht 1, 3 en 4

Van Cursus 7 Spelling
§ 11 Persoonsvormen in een samengestelde zin maak je:

  • Opdracht 1 en 3


Klaar én ruim voldoende gescoord?
Ga verder met § 12. 





Tip van Flip:
Lees de theorie goed door! 

Slide 8 - Slide

Welkom!
Fijn dat je er bent,
ga lekker zitten.

Pak je spullen:
  • leesboek
  • laptop (nu nog dicht)

Open je leesboek, 
we starten met lezen.

Slide 9 - Slide


Werkwoordspelling
Deze les:
  • uitleg van de theorie

Je hebt al:
  • geoefend met juist spellen van de persoonsvorm in tt en vt. 

Slide 10 - Slide

Einddoel

Cursus 7 Spelling: §9-15 toets = formatief

Moet voldoende afgerond zijn, anders opnieuw totdat er een voldoende is behaald.

Vandaag: twee onderdelen theorie behandelen + opdrachten maken.

Slide 11 - Slide

Wat is niet goed gespeld?

Slide 12 - Slide

Gebiedende wijs

Gebruik: bevel, advies, instructie, waarschuwing
Kenmerk: geen onderwerp (!)

Voorbeelden:
Slaap morgen lekker uit! (advies)
Pas op voor die hond! (waarschuwing)
Schrijfwijze:
Gebruik de ik-vorm tt, ook bij meerdere personen.

Raad eens wie ik tegenkwam!

Slide 13 - Slide

Werkwoordsvormen & tijden
Je hebt geleerd dat een werkwoord verschillende vormen kan hebben en hoe je die verschillende werkwoordsvormen moet spellen.

Werkwoordsvormen:
inf: werken
pvtt: werk, werkt, werken
pvvt: werkte, werkten
gw: werk
vd: gewerkt
od: werkend

Slide 14 - Slide

Werkwoordsvormen & tijden
Werkwoordstijden:
ott: Ik werk.
ovt: Ik werkte.
vtt: Ik heb gewerkt.
vvt: Ik had gewerkt.
ottt: Ik zal werken.
ovtt: Ik zou werken.
vttt: Ik zal gewerkt hebben.
vvtt: Ik zou gewerkt hebben.

Slide 15 - Slide

Werkwoordsvormen & tijden
Afkorting bepalen:
  1. Hulpwerkwoord hebben/zijn? → Ja = v, Nee = o
  2. Tegenwoordige of verleden tijd?t of v
  3. Staat 'zullen' in de zin? → Ja = t
  4. Voeg t van tijd toe.

Voorbeeld:
"Ik zal gewerkt hebben." → vttt

Slide 16 - Slide

Aan de slag!
Van Cursus 7 Spelling
§ 12 Gebiedende wijs
maak je:

  • Opdracht 1 t/m 3

Van Cursus 7 Spelling
§ 13 Werkwoordsvormen en werkwoordstijden maak je:

  • Opdracht 1 en 2


Klaar én ruim voldoende gescoord?
Ga verder met § 15. 





Tip van Flip:
Lees de theorie goed door! 

Slide 17 - Slide

Even terugblikken
Je hebt geleerd:
  • Engelse werkwoorden → Vervoegen als NL-werkwoorden, ’t kofschip-regel geldt.
  • Persoonsvormen → Tijd veranderen om ze te herkennen, meerdere in samengestelde zinnen.
  • Gebiedende wijs → Ik-vorm tt, geen onderwerp.
  • Werkwoordsvormen & tijden → 8 tijden, inf, pv, vd, od, stappenplan voor afkorting.

Slide 18 - Slide

Welkom!
Fijn dat je er bent,
ga lekker zitten.

Pak je spullen:
  • leesboek
  • laptop (nu nog dicht)

Open je leesboek, 
we starten met lezen.

Slide 19 - Slide


Werkwoordspelling

Deze les:
  • herhaling van de theorie



Slide 20 - Slide

en ook
OEFENEN          OEFENEN          OEFENEN          OEFENEN

                    OEFENEN          OEFENEN          OEFENEN

OEFENEN          OEFENEN          OEFENEN          OEFENEN    

          OEFENEN          OEFENEN          OEFENEN          OEFENEN
                                                                                 

Slide 21 - Slide

Einddoel

Cursus 7 Spelling: §9-15 toets = formatief -> morgen!

Moet voldoende afgerond zijn, anders opnieuw totdat er een voldoende is behaald.


Slide 22 - Slide

Slide 23 - Video

Even terugblikken
Je hebt geleerd:
  • Engelse werkwoorden → Vervoegen als NL-werkwoorden, ’t kofschip-regel geldt.
  • Persoonsvormen → Tijd veranderen om ze te herkennen, meerdere in samengestelde zinnen.
  • Gebiedende wijs → Ik-vorm tt, geen onderwerp.
  • Werkwoordsvormen & tijden → 8 tijden, inf, pv, vd, od, stappenplan voor afkorting.

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Keuzemenu
Optie 1:
Stel je vragen, we bespreken de opdrachten die je lastig vindt.

Optie 2:
Je maakt § 15 Mixopdrachten
Belangrijke opdracht: je werkt zelfstandig dus in stilte.

Slide 26 - Slide

De laatste letter van de stam zit wel in 't kofschip-x, dus +te(n)
De laatste letter van de stam zit niet in 't kofschip-x, dus +de(n)
werken 
vergissen
verbazen 
knippen
branden 
beloven

Slide 27 - Drag question

Start werkwoordspelling

Slide 28 - Slide

Start werkwoordspelling

Slide 29 - Slide

Werkwoordspelling
A
De oude man verstuurt de brief.
B
De oude man verstuurd de brief.

Slide 30 - Quiz

Spelling (herhaling)
Stap 1: is het TT of VT?
Kijk hiervoor altijd naar de PV

De jongens zijn naar school gegaan.

De jongens waren gaan hardlopen.

Slide 31 - Slide

Spelling (herhaling)
Stap 2: is het voltooid of onvoltooid?
Staat er een VD in de zin? Dan voltooid. Staat er geen VD? Dan onvoltooid.

Ik ben naar huis gelopen.
Ik fietste naar school.
Wij hebben veel gelachen.

Slide 32 - Slide

Spelling (herhaling)
Test jezelf: benoem de ww-tijden.

Ik was mijn huiswerk vergeten.
Is deze les al bijna afgelopen?
De jongens eten nooit andijvie. 
De docent gaf alle leerlingen een compliment.

Slide 33 - Slide

Spelling (herhaling)
Test jezelf. Benoem de ww-tijden.

Ik was mijn huiswerk vergeten. VVT
Is deze les al bijna afgelopen? VTT
De jongens eten nooit andijvie. OTT 
De docent gaf alle leerlingen een compliment. OVT

Slide 34 - Slide

Spelling (nieuw)
> De toekomende tijd

Slide 35 - Slide

Spelling (nieuw)
> De toekomende tijd
Staat er een vorm van 'zullen' in de zin?

Ja: voeg toekomend aan de tijd toe;
Nee: niks aan de hand.

Slide 36 - Slide

Spelling (nieuw)
> De toekomende tijd

OTTT = 
OVTT = 
VTTT = 
VVTT =

Slide 37 - Slide

Spelling (nieuw)
Zou je naar de markt zijn gegaan?

Rob wilde een iPad kopen.

Fleur zou een elektrische fiets gekocht willen hebben.


Slide 38 - Slide

Spelling (nieuw)
Zou je naar de markt zijn gegaan? VVTT

Rob wilde een iPad kopen. OVT

Fleur zou een elektrische fiets gekocht willen hebben. VVTT


Slide 39 - Slide

PERSOONSVORMEN

IN EEN SAMENGESTELDE ZIN

Zet de zin in een andere tijd:

Je maakt van de tegenwoordige tijd verleden tijd, of andersom. 

De werkwoorden die veranderen, zijn de persoonsvormen.


VOORBEELD:

Ariane vertelt dat ze een prijs heeft gewonnen. 


 Ariane vertelde dat ze een prijs had gewonnen.

Slide 40 - Slide