§2 Zelfstandig naamwoord en lidwoord

Woordsoorten
Zelfstandig naamwoord
Lidwoord
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Woordsoorten
Zelfstandig naamwoord
Lidwoord

Slide 1 - Slide

Doelen
  • Ik kan concrete en abstracte zelfstandige naamwoorden en eigennamen herkennen.
  • Ik kan bepaalde en onbepaalde lidwoorden herkennen en benoemen.

Slide 2 - Slide

Welke lidwoorden ken je?

Slide 3 - Open question

Noem 3 zelfstandige naamwoorden + het lidwoord

Slide 4 - Open question

Filmpje NN

Slide 5 - Slide

Wat is het bepaald lidwoord/ wat zijn de bepaalde lidwoorden?
A
een
B
de
C
de,het
D
een,de

Slide 6 - Quiz

Maak een korte zin met een bepaald lidwoord.

Slide 7 - Open question

Wat is een concreet zelfstandig naamwoord?
A
Iets tastbaars, wat je aan kunt raken. Zoals: armband, tafel
B
Iets wat je niet aan kunt raken. Zoals: vrede, oorlog, verdriet

Slide 8 - Quiz

laptop, stoel, hond, ring
A
concreet zelfstandig naamwoord
B
abstract zelfstandig naamwoord

Slide 9 - Quiz

Een abstract zelfstandig naamwoord kun je ...
A
Aanraken
B
Niet aanraken

Slide 10 - Quiz

oorlog, enthousiasme, zelfverzekerd
A
concreet zelfstandig naamwoord
B
abstract zelfstandig naamwoord

Slide 11 - Quiz

Concreet zelfstandig naamwoord
abstract zelfstandig naamwoord
zomer
slager
week
Lotte
vrede
potlood
nicht
liefde

Slide 12 - Drag question

concreet znw
abstract znw
znw-eigennaam
de auto
Frankrijk
Liefde

Slide 13 - Drag question

Eigennamen horen bij de zelfstandige naamwoorden. Noem er drie.

Slide 14 - Open question

Geef twee voorbeelden van een concreet zelfstandig naamwoord.

Slide 15 - Open question

Noteer alle zelfstandig naamwoorden. Geef ook aan of het gaat om een eigennaam, een czn of een azn:
In de winter geeft de thermometer in Siberië regelmatig min veertig graden aan.

Slide 16 - Open question

Noteer alle zelfstandig naamwoorden. Geef ook aan of het gaat om een eigennaam, een czn of een azn:
Het pand van de Rabobank aan de Rembrandtstraat wordt maandag gesloopt.

Slide 17 - Open question

Geef in je eigen woorden (inclusief voorbeelden) aan wat het verschil is tussen concrete en abstracte zelfstandig naamwoorden.

Slide 18 - Open question