This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes.
Lesson duration is: 15 min
Items in this lesson
Een eigennaam is een vorm van een:
A
Zelfstandig naamwoord
B
Bijvoeglijk naamwoord
C
Bepaald lidwoord
D
Onbepaald lidwoord
Slide 1 - Quiz
Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een:
A
Zelfstandig naamwoord
B
Bijvoeglijk naamwoord
C
Bepaald lidwoord
D
Onbepaald lidwoord
Slide 2 - Quiz
Welk lidwoord is GEEN bepaald lidwoord?
A
De
B
Het
C
Een
Slide 3 - Quiz
Een [...] zegt iets over een zelfstandig naamwoord. Wat moet er op de puntjes staan?
A
Zelfstandig naamwoord
B
Bijvoeglijk naamwoord
C
Bepaald lidwoord
D
Onbepaald lidwoord
Slide 4 - Quiz
Een [...] is een woord voor een mens, dier, plant, ding of gevoel. Wat moet er op de puntjes staan?
A
Zelfstandig naamwoord
B
Bijvoeglijk naamwoord
C
Bepaald lidwoord
D
Onbepaald lidwoord
Slide 5 - Quiz
Een [...] kan voor of achter een zelfstandig naamwoord staan. Wat moet er op de puntjes staan?
A
Zelfstandig naamwoord
B
Bijvoeglijk naamwoord
C
Bepaald lidwoord
D
Onbepaald lidwoord
Slide 6 - Quiz
Een [...] eindigt meestal op -en. Wat moet er op de puntjes staan?
A
Zelfstandig naamwoord
B
Bijvoeglijk naamwoord
C
Eigennaam
D
Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
Slide 7 - Quiz
Een [...] heeft een korte en een lange vorm. Wat moet er op de puntjes staan?
A
Zelfstandig naamwoord
B
Bijvoeglijk naamwoord
C
Bepaald lidwoord
D
Onbepaald lidwoord
Slide 8 - Quiz
Wat is een concreet zelfstandig naamwoord?
A
Iets tastbaars, wat je aan zou kunnen raken.
Zoals: armband, Noordzee.
B
Iets ontastbaars, wat je niet aan zou kunnen raken. Zoals: vrede, oorlog, verdriet
Slide 9 - Quiz
laptop, stoel, hond, ring
A
concreet zelfstandig naamwoord
B
abstract zelfstandig naamwoord
Slide 10 - Quiz
Concreet zelfstandig naamwoord
Abstract zelfstandig naamwoord
zomer
slager
week
Lotte
vrede
potlood
nicht
liefde
Slide 11 - Drag question
oorlog, enthousiasme, zelfverzekerd
A
concreet zelfstandig naamwoord
B
abstract zelfstandig naamwoord
Slide 12 - Quiz
concreet zn
abstract zn
zn-eigennaam
de auto
Frankrijk
liefde
Slide 13 - Drag question
Noteer alle zelfstandig naamwoorden. Geef ook aan of het gaat om een eigennaam, een czn of een azn: In de winter geeft de thermometer in Siberië regelmatig min veertig graden aan.
Slide 14 - Open question
Noteer alle zelfstandig naamwoorden. Geef ook aan of het gaat om een eigennaam, een czn of een azn: Het pand van de Rabobank aan de Rembrandtstraat wordt maandag gesloopt.
Slide 15 - Open question
Noteer de ZN (één of meer), gescheiden door een komma.
Pieter en Leendert klapten enthousiast na de prachtige voorstelling.
Slide 16 - Open question
Noteer de BN (één of meer), gescheiden door een komma.
Na een lange vliegreis landde Mariska in het warme Vietnam.
Slide 17 - Open question
Noteer de eigennaam/-namen, gescheiden door een komma.
Sarah kreeg een grote doos met Belgische bonbons.
Slide 18 - Open question
Noteer de stoffelijke BN (één of meer), gescheiden door een komma.
Dat witte huis heeft een enorm rieten dak.
Slide 19 - Open question
Noteer de BN (één of meer), gescheiden door een komma.
Het was een lange toets, maar geen moeilijke.
Slide 20 - Open question
Hoe veel LW staan er in deze zin?
Een man belde per ongeluk het alarmnummer tijdens het plannen van een inbraak.