leei Spelling v3 leestekens

3 vwo
Spelling:
- Leestekens in zinnen

1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

3 vwo
Spelling:
- Leestekens in zinnen

Slide 1 - Slide

Jongens wat vinden jullie ervan?
A
onjuist
B
juist

Slide 2 - Quiz

Bollo, de hond van de buren, heeft het hele weekend geblaft.
A
onjuist
B
juist

Slide 3 - Quiz

Zet in de volgende zin komma's waar dat nodig is.
Ik heb een pen een potlood en een gum gekocht omdat ik mijn etui kwijt ben.

Slide 4 - Open question

Hij dacht dat hij wel op tijd kon komen.
A
onjuist
B
juist

Slide 5 - Quiz

Ik kan niet komen: mijn auto is kapot.
A
onjuist
B
juist

Slide 6 - Quiz

De voorzitter zei "Ieder clublid moet dit jaar meer contributie betalen."
A
onjuist
B
juist

Slide 7 - Quiz

'Je kunt ervan uitgaan', zegt hij, 'dat ik niet op tijd in de les kan komen.'
A
juist
B
onjuist

Slide 8 - Quiz

Ik wil niet in Amsterdam studeren __ het is daar veel te druk.
Welk leesteken?
A
komma
B
punt
C
dubbele punt
D
geen leesteken

Slide 9 - Quiz

Ik heb de volgende schoolspullen gekocht: een pen, een etui, een potlood __ en een gum.
Welk leesteken?
A
komma
B
punt
C
dubbele punt
D
geen leesteken

Slide 10 - Quiz

(Leestekens en spaties)
De minister ........
A
zei: ' Ik wacht af. "
B
zei: "Ik wacht af."
C
zei:" Ik wacht af."

Slide 11 - Quiz

Waar kloppen de leestekens?
A
Harm zei: "Doe dat nooit weer! "
B
Harm zei: "Doe dat nooit weer"!
C
Harm zei: "doe dat nooit weer! ̈
D
Harm zei, "Doe dat nooit weer! ̈

Slide 12 - Quiz

Hoe heten deze leestekens?
" "
A
luchtkomma's
B
aerostrofen
C
citeerkomma's
D
aanhalingstekens

Slide 13 - Quiz

Waar kloppen de leestekens?
A
Vanavond eten we, aardappelen, boontjes, en een gehaktbal.
B
Vanavond eten we aardappelen, boontjes, en een gehaktbal.
C
Vanavond eten we aardappelen, boontjes en een gehaktbal.
D
Vanavond eten we aardappelen boontjes en een gehaktbal.

Slide 14 - Quiz

Waar kloppen de leestekens?
A
Bert als je klaar bent mag je gaan.
B
Bert, als je klaar bent mag je gaan.
C
Bert, als je klaar bent, mag je gaan.
D
Bert als je klaar bent, mag je gaan.

Slide 15 - Quiz

Waar kloppen de leestekens?
A
Robin zei: 'Wie gaat er mee naar de Mac?'
B
Robin zei Wie gaat er mee naar de Mac?
C
Robin zei: Wie gaat er mee naar de Mac?
D
Robin zei 'Wie gaat er mee naar de Mac?'

Slide 16 - Quiz

Waar kloppen de leestekens?
A
Sanne zegt: Mijn fiets staat nog op school.
B
Sanne zegt: 'Mijn fiets staat nog op school.'
C
Sanne zegt, 'Mijn fiets staat nog op school'
D
Sanne zegt 'Mijn fiets staat nog op school.'

Slide 17 - Quiz