This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Transport
Het bloed
Slide 1 - Slide
Bloedsomloop
In de afbeelding geeft de letter S de allerkleinste vertakkingen van de bloedvaten aan. Via deze kleine bloedvaatjes stroomt bloed tussen de cellen van het weefsel door.
Hoe heten deze kleine bloedvaatjes?
A
Slagaders
B
Haarvaten
C
Aders
Slide 2 - Quiz
In de afbeelding zie je schematisch het bloedvatenstelsel. De letter P geeft het bloedvat aan waardoor bloed van het verteringskanaal rechtstreeks naar de lever gaat. Hoe heet dit bloedvat?
Slide 3 - Open question
Verklaar de op- en neergaande beweging bij de grafiek van de bloeddruk.
Slide 4 - Open question
Patiënten met lekkende hartkleppen kunnen te maken krijgen met hypertrofie. Hypertrofie is een verdikte hartspier. Hoe zijn lekkende hartkleppen gerelateerd aan hypertrofie? Tip: bekijk eerst wat lekkende hartkleppen doen voor de bloeddruk en verklaar aan de hand van het schema wat daar het gevolg van is.
Slide 5 - Open question
Lesprogramma
Huiswerk
Leerdoelen
Uitleg
Vragen
Nabespreken
Huiswerk
Slide 6 - Slide
Welke vragen van het huiswerk willen jullie dat ik bespreek?
Slide 7 - Open question
Leerdoelen
Je kunt de bestandsdelen van bloed noemen met hun kenmerken en functies.
Je kunt het proces van bloedstolling beschrijven en je weet hoe complicaties bij bloedstolling kunnen worden voorkomen.
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Slide
Bloedplasma
Water met opgeloste stoffen en plasma-eiwitten, zuurstof, voedingsstoffen, afvalstoffen, regelende stoffen, beschermende stoffen, geneesmiddelen
Lipoproteïnen gevormd voor transport moeilijk oplosbare stoffen
Plasma-eiwit concentratie beïnvloedt osmotische waarde bloed en bloeddruk
Slide 10 - Slide
Samenstelling van het bloed
Slide 11 - Slide
Bloedplasma
water
zouten
bloedgassen
plasma-eiwitten
hormonen
afvalstoffen
voedingsstoffen
Slide 12 - Slide
Bloedcellen
Ontstaan allemaal in het beenmerg (binas 84I)
Rode bloedcellen
Witte bloedcellen
Bloedplaatjes
Slide 13 - Slide
Rode bloedcellen
Geen celkern
Bevat hemoglobine
Afbraakproduct is bilirubine
Bloedarmoede
Epo
Slide 14 - Slide
Witte bloedcellen
Witte bloedcellen (leukocyten) fagocyteren
Lymfocyten produceren antistoffen
Slide 15 - Slide
0
Slide 16 - Video
Bloedplaatjes
Bloedstolling
Kleven vast aan beschadigde wand
Vallen uiteen en stoffen komen vrij
Samen met fibrinogeen en stollingsfactoren bloedplasma
Protrombine omgezet in trombine
Fibrinogeen omgezet in fibrine
Slide 17 - Slide
Bloedstolling
Slide 18 - Slide
Welke bloedcellen maken antistoffen?
A
Rode bloedcellen
B
Witte bloedcellen
C
Bloedplaatjes
Slide 19 - Quiz
Welke bloedcellen vervoeren zuurstof?
A
rode bloedcellen
B
witte bloedcellen
C
rode bloedcellen en bloedplaatjes
D
bloedplaatjes
Slide 20 - Quiz
Bij het stollen van bloed verandert...
A
hemoglobine in hemoglobineen
B
fibrine in fibrinogeen
C
fibrinogeen in fibrine
D
hemoglobine in hemoglobine
Slide 21 - Quiz
Hoe noemen we dit probleem?
A
hartinfarct
B
opstopping
C
trombose
D
klont cellen
Slide 22 - Quiz
Welke van de volgende stoffen kan niet vrij een haarvat in en uit bewegen?
A
koolstofdioxide
B
zuurstof
C
water
D
eiwitten
Slide 23 - Quiz
Voor een onderzoek wordt van iemand bloed afgenomen. Het bloed wordt opgevangen in twee buizen: 1 en 2. De inhoud van buis 1 wordt direct na afname onderzocht op de aanwezigheid van fibrinogeen en fibrine. Buis 2 laat men enige tijd staan, tot zich boven in deze buis een heldere, iets gelige vloeistof bevindt en onder in de buis een rood stolsel. Dan onderzoekt men ook de inhoud van buis 2 op de aanwezigheid van fibrinogeen en fibrine.
A
In de buizen 1 en 2 vindt men vooral fibrine
B
In buis 1 vindt men vooral fibrine en in buis 2 vooral fibrinogeen
C
In buis 1 vindt men vooral fibrinogeen en in buis 2 vooral fibrine
D
In de buizen 1 en 2 vindt men vooral fibrinogeen
Slide 24 - Quiz
Dit bloedbestanddeel speelt een belangrijke rol bij de bloedstolling: