220208 grammatica zinsdelen H3

Welkom Hk1a
Je hoeft niet in te loggen in Lesson Up
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Welkom Hk1a
Je hoeft niet in te loggen in Lesson Up

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Belangrijke data
donderdag 10 februari:
Herkansing grammatica woordsoorten.

vrijdag 11 februari:
Deadline inleveren dramaverslag

Slide 3 - Slide

Vorige lessen:
  • Ik kan de persoonsvorm in eenvoudige zinnen vinden.

  • Ik kan eenvoudige zinnen in zinsdelen verdelen. 

  • Ik kan het onderwerp van een zin vinden.

Slide 4 - Slide

Schrijf de zin over en benoem de pv, ow en de verdeel de zin in zinsdelen.

De jongens uit mijn klas waren allemaal te laat gekomen bij gym.

Slide 5 - Slide

Leerdoel

Ik kan het werkwoordelijk gezegde van een zin vinden.

Slide 6 - Slide

Uitleg werkwoordelijk gezegde
In elke zin staan werkwoorden. Al die werkwoorden samen vormen het werkwoordelijk gezegde (wg). 

De wg geeft aan wat het onderwerp doet

| Papa | heeft | het hele huis | schoongemaakt. | 
                pv/wg                                            wg

Slide 7 - Slide

Uitleg werkwoordelijk gezegde
Let op
- Het werkwoordelijk gezegde bestaat uit de pv + alle andere werkwoorden. De pv benoem je dus 2 keer: als pv én als wg
- Als de woorden 'te' of 'aan het' vóór een werkwoord staan, horen ze bij het werkwoordelijk gezegde. 
- Delen van splitsbare werkwoorden horen ook bij het wg. 

Slide 8 - Slide

Uitleg werkwoordelijk gezegde
Voorbeelden:

- | Hij | heeft | na het eten | de keuken | schoongemaakt. |
- | Zou | je | dat pakketje | durven te openen? |
- | Harry | is | aan het plassen. | 
- | Ik | bel | vaak | mijn oma | op | voor een kletspraatje. | 

Slide 9 - Slide

Aan de slag:
Maak opdracht 1, 2 en 3 van H3 grammatica zinsdelen (blz. 92)




Klaar? Kijk voor een extra uitdaging naar opdracht 5.
timer
20:00

Slide 10 - Slide

Pauze
timer
5:00

Slide 11 - Slide

Wat is het ow in deze zin:

Vanaf morgen stop ik met snoepen.
A
Vanaf morgen
B
stop
C
ik
D
met snoepen

Slide 12 - Quiz

Wat hoort er allemaal bij het wg?
A
alle werkwoorden in de zin
B
alle werkwoorden in de zin + te + aan het
C
alle werkwoorden behalve de pv
D
ik weet niet wat het wg is

Slide 13 - Quiz

Wat is het wg in de volgende zin:

Van mijn moeder moest ik de spullen buiten laten staan.

Slide 14 - Open question

Geef het werkwoordelijk gezegde in de volgende zin:

Mijn vriend heeft de meeste doelpunten gescoord bij de laatste voetbalwedstrijd.
A
heeft de meeste doelpunten gescoord
B
heeft
C
gescoord
D
heeft gescoord

Slide 15 - Quiz

Kies zelf wat je gaat doen:
Leerdoel behaald?
Ik kan het werkwoordelijk gezegde in een zin vinden.

  1. Huiswerk afmaken
  2. Extra oefenen met het wg: Opdracht 6, 7 en 8 op blz. 260
  3. Werken aan het dramaverslag
  4. Een boek lezen

Slide 16 - Slide