Taaltoets 2 groep 7

• Aardrijkskunde
• Voortgezet speciaal onderwijs
• Leerroute 7

Taaltoets 2 groep 7

Aanslaan

1. in de smaak vallen, leuk gevonden worden
2. iemand ertoe brengen om iets te doen
3. verzoorzaken

Aanzetten tot

1. in de smaak vallen, leuk gevonden worden
2. iemand ertoe brengen om iets te doen
3. dingen die bedoeld zijn om mensen plezier te brengen

het amusement

1. stukjes uit verschillende tv-programma's/films/boeken
2. een middel om informatie te verspreiden
3. dingen die bedoeld zijn om mensen plezier te brengen

de compilatie

1. stukjes uit verschillende tv-programma's/films/boeken waar een nieuw geheel van is gemaakt
2. een journalist die vanuit een andere stad of land nieuws doorgeeft aan een krant of journaal
3. dingen die bedoeld zijn om mensen plezier te brengen. Het vermaak, het plezier.

de compilatie

1. stukjes uit verschillende tv-programma's/films/boeken waar een nieuw geheel van is gemaakt
2. een journalist die vanuit een andere stad of land nieuws doorgeeft aan een krant of journaal
3. dingen die bedoeld zijn om mensen plezier te brengen. Het vermaak, het plezier.

de correspondent

1. tijdelijk veel aandacht voor een bepaalde gebeurtenis
2. een journalist die vanuit een andere stad of land nieuws doorgeeft aan een krant of journaal
3. de invloed, het effect dat iets heeft.

de ether

1. zonder onderbreking, steeds maar doorgaand
2. onvergetelijk. Het zal altijd blijven bestaan
3. de ruimte waardoor golven van radio en televisie worden verspreid.

de hype

1. tijdelijk veel aandacht voor een bepaalde gebeurtenis
2. onvergetelijk. Het zal altijd blijven bestaan
3. Verzoorzaken

de impact

1. De invloed, het effect dat iets heeft
2. Reclame voor iets of iemand maken
3. Verzoorzaken

het jeugdsentiment

1. In de smaak vallen, leuk gevonden worden
2. Een gevoel van ontroering doordat iets je aan je jeugd doet denken.
3. tijdelijk veel aandacht voor een bepaalde gebeurtenis

Het medium

1. Een middel om informatie te verspreiden. Bijvoorbeeld de televisie/krant en internet.
2. Een gevoel van ontroering doordat iets je aan je jeugd doet denken.
3. Een langlopende tv-serie met dagelijkste afleveringen met veel dramatische gebeurtenissen.

multimediaal

1. Een middel om informatie te verspreiden. Bijvoorbeeld de televisie/krant en internet.
2. Als iets tegelijkertijd via verschillende media verspreid wordt, bijvoorbeeld via tv en internet.
3. Reclame maken voor iets of iemand maken.

non-stop

1. Zonder onderbreking, steeds maar doorgaand.
2. Iemand ertoe brengen om iets te doen.
3. De invloed, het effect dat iets heeft.

onuitwisbaar

1. Een gevoel van ontroering doordat iets je aan je jeugd doet denken
2. Onvergetelijk. Het zal altijd blijven bestaan
3. Veroorzaken

promoten

1. Reclame voor iets of iemand maken
2. Onvergetelijk. Het zal altijd blijven bestaan
3. Zonder onderbreking, steeds maar doorgaand.

het realityprogramma

1. Een middel om informatie te verspreiden. Zoals de tv, krant , radio.
2. een programma waarin niet geacteerd wordt, maar dat de werkelijkheid laat zien.
3. Een verslag van een gebeurtenis in het tv journaal of in een krant

de reportage

1. Een middel om informatie te verspreiden. Zoals de tv, krant , radio.
2. iemand aansporen om iets te doen, bevorderen
3. Een verslag van een gebeurtenis in het tv journaal of in een krant

de soap

1. Een langlopende tv-serie met dagelijkse afleveringen met veel dramatische gebeurtenissen
2. Onvergetelijk, steeds maar doorgaand
3. Een verslag van een gebeurtenis in het tv journaal of in een krant

stimuleren

1. Iemand aansporen om iets te doen, bevorderen
2. Onvergetelijk, het zal altijd blijven bestaan
3. Zonder onderbreking, steeds maar doorgaand

teweegbrengen

1. Het vermaak, het plezier
2. In de smaak vallen, leuk gevonden worden
3. veroorzaken
4. papa is gek

zendtijd

1. Een programma waarin niet geacteerd wordt, maar dat de werkelijkheid laat zien
2. De tijd die een omroep heeft om programma's uit te zenden.
3. veroorzaken
4. papa is gek

afstemmen op

1. Gebaseerd op feiten en niet op meningen
2. Er voor zorgen dat iets goed bij iets ander past
3. Vooraf beoordelen hoe iets of iemand zal zijn

de autocue

1. Het apparaat dat de teksten vertoond die de presentator moet voorlezen.
2. Er voor zorgen dat iets goed bij iets ander past
3. Degene die verantwoordelijk is voor de inhoud van een journaal, een krant of een tijdschrift.

het beeldmateriaal

1. Het apparaat dat de teksten vertoond die de presentator moet voorlezen.
2. Alles wat te maken heeft met het werk van een journalist.
3. De foto's, illustraties of filmpjes bij een publicatie.

Choqueren

1. Het apparaat dat de teksten vertoond die de presentator moet voorlezen.
2. Cijfers die aangeven hoeveel mensen naar een programma kijken
3. Iemand erg aan het schrikken maken, bijvoorbeeld door hem iets akeligs te laten zien of door iets te doen wat de ander schokt.

de eindredacteur

1. Degene die verantwoordelijk is voor de inhoud van een journaal, krant of tijdschrift. Hij neemt de beslissing over de onderwerpen.
2. Cijfers die aangeven hoeveel mensen naar een programma kijken
3. Bepalen en regelen wat er op de set van een film of televisieprogramma gebeurt.

filteren

1. Wat heel erg lijkt op de werkelijkheid of wat te maken heeft met de werkelijkheid.
2. Kiezen wat je kunt gebruiken en wat niet
3. Bepalen en regelen wat er op de set van een film of televisieprogramma gebeurt.

de glamour

1. De bedrieglijke luxe, de schone schijn. Het lijkt mooi en fijn maar in het echt hoeft het niet zo te zijn.
2. Een nieuwsonderwerp of nieuwsbericht
3. Bepalen en regelen wat er op de set van een film of televisieprogramma gebeurt.

inschatten

1. De bedrieglijke luxe, de schone schijn. Het lijkt mooi en fijn maar in het echt hoeft het niet zo te zijn.
2. Een beslissing nemen, vaak na lang nadenken en twijfelen
3. Vooraf beoordelen hoe iets of iemand zal zijn

de journalistiek

1. Alles wat te maken heeft met het werk van een journalist
2. Ervoor zorgen dat iets goed bij iets anders past.
3. Vooraf beoordelen hoe iets of iemand zal zijn

de kijkcijfers

1. De foto's , illustraties of filmpjes bij een publicatie
2. Cijfers die aangeven hoeveel mensen naar een programma gekeken hebben.
3. Wat te maken heeft met wat je kunt zien, met beelden.

de knoop doorhakken

1. Een beslissing nemen, vaak na lang nadenken en twijfelen
2. De plek waar opnames worden gemaakt
3. Een nieuwsonderwerp of nieuwsbericht

het nieuwsitem

1. Gebaseerd op feiten en niet op meningen.
2. Het apparaat dat de teksten vertoont die de presentator moet voorlezen
3. Een nieuwsonderwerp of nieuwsbericht

objectief

1. Gebaseerd op feiten en niet op meningen.
2. Wat heel erg lijkt op de werkelijkheid of wat te maken heeft met de werkelijkheid
3. Een nieuwsonderwerp of nieuwsbericht

het persbureau

1. Alles wat te maken heeft met het werk van een journalist.
2. Een bureau dat nieuws verzamelt en aan kranten en journaals levert.
3. Wat te maken heeft met wat je kunt zien, met beelden

realistisch

1. Wat heel erg lijkt op de werkelijkheid, of wat te maken heeft met de werkelijkheid
2. Het lijkt mooi en fijn, maar in het echt hoeft dat niet zo te zijn.
3. Wat te maken heeft met wat je kunt zien, met beelden

de regie voeren

1. Vooraf beoordelen hoe iets of iemand zal zijn
2. Het lijkt mooi en fijn, maar in het echt hoeft dat niet zo te zijn.
3. Bepalen en regelen wat er op de set van een film of televisieprogramma gebeurt.

de screen test

1. Een proefopname om te onderzoeken of je geschikt bent voor film of televisie
2. Een bureau dat nieuws verzamelt en aan kranten en journaals levert.
3. Bepalen en regelen wat er op de set van een film of televisieprogramma gebeurt.

de set

1. Een nieuwsonderwerp of nieuwsbericht
2. De plek waar opnames worden gemaakt.
3. Bepalen en regelen wat er op de set van een film of televisieprogramma gebeurt.

de verslaggever

1. Een nieuwsonderwerp of nieuwsbericht
2. Wat te maken heeft met wat je kunt zien, met beelden
3. Iemand die naar een plek reist waar iets bijzonder is gebeurd en daar verslag van doet voor de nieuwsmedia

visueel

1. de plek waar opnames gemaakt worden
2. Wat te maken heeft met wat je kunt zien, met beelden
3. Kiezen wat je kunt gebruiken en wat niet