Woordenschat

Woordenschat
Televisie
1 / 4
next
Slide 1: Slide
TaalBasisschoolGroep 8

This lesson contains 4 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

Woordenschat
Televisie

Slide 1 - Slide

Vooraf beoordelen hoe iets of iemand zal zijn.
Een nieuwsonderwerp of nieuwsbericht.
Kiezen wat je kunt gebruiken en wat niet.
Ervoor zorgen dat iets goed bij iets anders past.
Apparaat dat de teksten vertoont die de presentator moet voorlezen.
De foto's, illustraties of filmpjes bij een publicatie.
Iemand die de inhoud van een journaal, tijdschrift of krant bepaalt.
Zorgen voor een ergernis of vreselijke ervaring.
Choqueren
Afstemmen op
De autocue
Het beeldmateriaal
Inschatten
Het nieuwsitem
De eindredacteur
Filtereren

Slide 2 - Drag question

De bedriegelijke luxe, de schone schijn.
Alles wat te maken heeft met het werk van een journalist.
Bepalen wat er op de set van een televisieprogramma of film gebeurt.
Cijfers die aangeven hoeveel mensen naar een programma gekeken hebben.
Een beslissing nemen, vaak na lang twijfelen of nadenken.
Gebaseerd op feiten.
Wat te maken heeft met de werkelijkheid.
Een bureau dat nieuws verzamelt en aan kranten of journaals levert.
Het persbureau
De kijkcijfers
De knoop door-
hakken
Objectief
De glamour
De journalistiek
Realistisch
De regie voeren

Slide 3 - Drag question

Proefopname om te kijken of je geschikt bent voor film of televisie.
De plek waar opnames worden gemaakt.
Journalist die voor de krant, radio of televisie verslag doet.
Wat te maken heeft met wat je kunt zien, met beelden.
De verslaggever
De screentest
De set
Visueel

Slide 4 - Drag question