1. Deelnemers
Je kijkt nog even terug naar de activiteit; wat ging goed, wat ging minder goed?
2. Collega’s
Met collega’s bepreek je de belangrijke zaken. Is er iets gebeurd wat iedereen moet weten
of moeten anderen ingelicht worden omdat er een voorval heeft plaatsgevonden?
3.Opruimen
Je moet altijd de ruimte weer netjes achterlaten en de materialen terugzetten.