Signaalwoorden en tekstverbanden

Nederlands donderdag 9 februari 
Les 1: 
- Wat weten jullie nog (3 quizvragen)? (10 min)
- Instructie tekstverbanden en signaalwoorden (15-20 min)
- Oefenen met 4 quizvragen (10 min)
- extra opdracht
- Maken opdrachten (10 min)
Les 2:
- verder werken met opdrachten (30 min)
- nabespreken opdrachten (10 min)
1 / 25
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Nederlands donderdag 9 februari 
Les 1: 
- Wat weten jullie nog (3 quizvragen)? (10 min)
- Instructie tekstverbanden en signaalwoorden (15-20 min)
- Oefenen met 4 quizvragen (10 min)
- extra opdracht
- Maken opdrachten (10 min)
Les 2:
- verder werken met opdrachten (30 min)
- nabespreken opdrachten (10 min)

Slide 1 - Slide

Wat is het voegwoord?
Vorige week heb ik een broek gekocht, maar deze was te groot.

Slide 2 - Open question

Wat is het voegwoord?
Hij mag eerder naar huis, mits hij zijn huiswerk af heeft.

Slide 3 - Open question

Wat is het voegwoord?
Ik volg verschillende vakken. Zo is wiskunde één van mijn vakken.

Slide 4 - Open question

Voegwoorden/signaalwoorden
Een voegwoord VOEGT twee delen tekst aan elkaar.

Hij kocht een broek en hij kocht een trui.
            deel 1                 vw            deel 2

Slide 5 - Slide

Tekstverband
Die twee delen tekst hebben iets met elkaar te maken (VERBAND).

Aan het signaalwoord kun je zien wat de twee delen met elkaar te maken hebben.

Slide 6 - Slide

Welke tekstverbanden
ken jij nog?

Slide 7 - Mind map

tegenstelling 
Signaalwoorden: maar, echter, toch, hoewel, daarentegen
Mijn broertje houdt van chips, maar ik houd meer van nootjes.
deel 1 = opmerking                     signw       deel 2 = 'tegengestelde'

De onderzoekers deden onderzoek. Ze vonden echter geen resultaten.                                                                          signw
deel 1  = opmerking                              deel 2 = tegengestelde 

Slide 8 - Slide

opsomming/volgorde
signaalwoorden: ten eerste, ten tweede, ook, en, tevens, daarna, bovendien, vervolgens.

Het onderzoek vond in eerste instantie plaats in Zweden. De onderzoekers zijn ook afgereisd naar Moskou voor hun experiment. Ten slotte kwam het team samen in Nederland om hun bevindingen te bespreken.

Slide 9 - Slide

Oorzaak-gevolg
Signaalwoorden: doordat, als gevolg van, daardoor

Als gevolg van een naderende aardbeving moest het dorp worden geëvacueerd. 
oorzaak = naderende aardbeving
gevolg = het dorp moest worden geëvacueerd

Slide 10 - Slide

Voorbeeld
Signaalwoorden: zo, zoals, bijvoorbeeld, neem nou, onder andere

Op school zijn niet alle vakken leuk. Zo is Nederlands langdradig en saai.

Slide 11 - Slide

doel-middel
Signaalwoorden: om .. te, waarmee, door middel van, met behulp van

Om mijn eindexamen te halen, zal ik nog meer moeten oefenen.
Doel: eindexamen halen
Middel: meer oefenen


Slide 12 - Slide

Voorwaarde
Signaalwoorden: als, mits, tenzij, indien

Als de onderzoekers op tijd waren geweest, hadden ze wel hun experiment kunnen voltooien.

Voorwaarde: op tijd zijn!

Slide 13 - Slide

conclusie / samenvatting
Signaalwoorden: dus, concluderend (conclusie)
Signaalwoorden: kortom

Het experiment is dus mislukt.
Kortom, er zijn verschillende manier om het experiment te laten slagen.

Slide 14 - Slide

Reden/argument/uitleg
Signaalwoorden: want, omdat, daarom, immers

Ik ben te laat, omdat de treinen niet reden vandaag.
                                                      deel 2 = reden/uitleg
Dat is een mooie trui. Deze past immers goed bij mijn nieuwe broek.
                                                  deel 2 = argument

Slide 15 - Slide

Oefenen

Slide 16 - Slide

Gisteren nam ik een paracetamol waarmee ik mijn hoofdpijn wilde verlichten.

Slide 17 - Open question

Hoewel de tegenpartij twee keer scoorde, wonnen we toch de wedstrijd.

Slide 18 - Open question

De leerling haalde hoge cijfers, waardoor ze voor haar examen is geslaagd.

Slide 19 - Open question

Gisteren heb ik gesport, boodschappen gedaan en ben ik bij mijn ouders op visite geweest.

Slide 20 - Open question

Extra opdracht
1. Ga naar een nieuwssite. Bijvoorbeeld nu.nl, Omroep Brabant, AD.nl
2. Kies een tekst die je leuk vindt.
3. Zoek in de tekst drie verschillende tekstverbanden.
4. Kopieer de zin en geef het tekstverband en signaalwoord.

Slide 21 - Slide

Kopieer hier de zin uit jouw gekozen tekst. Geef het tekstverband en het signaalwoord.

Slide 22 - Open question

Oefening
Basis: hoofdstuk 2, opdracht 2, 3 en 4 (30 min)

Kader: hoofdstuk 2, opdracht 1, 2 en 4 (30 min)

Slide 23 - Slide

Nederlands donderdag 9 februari 
Les 1: 
- Wat weten jullie nog (3 quizvragen)? (10 min)
- Instructie tekstverbanden en signaalwoorden (15 min)
- Oefenen met 4 quizvragen (10 min)
- Maken opdrachten (10 min)
Les 2:
- verder werken met opdrachten (30 min)
- nabespreken opdrachten (10 min)

Slide 24 - Slide

Oefening
Basis: hoofdstuk 2, opdracht 2, 3 en 4 (30 min)

Kader: hoofdstuk 2, opdracht 1, 2 en 4 (30 min)

Slide 25 - Slide