Farmacotherapie H30

Geneesmiddelen bij
Psychiatrische aandoeningen 
1 / 14
next
Slide 1: Slide
SchoolapotheekMBOStudiejaar 2

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Geneesmiddelen bij
Psychiatrische aandoeningen 

Slide 1 - Slide

Welke kenmerken horen bij een bipolaire stoornis?(meerdere antwoorden mogelijk)
A
je ziet het niet meer zitten
B
Je voelt je fantastisch
C
je hebt geen energie
D
veel energie

Slide 2 - Quiz

Wanneer spreken we over een twee-polige stemmingsstoornis?
A
Manische depressie
B
Manie
C
Schizofrenie
D
Depressie

Slide 3 - Quiz

Hoelang kan een fase van manie of depressie duren?
A
een aantal weken
B
een aantal uren tot dagen
C
een aantal maanden
D
afwisselend van uren/dagen of zelfs jaren

Slide 4 - Quiz

Welke geneesmiddelengroep kan ervoor zorgen dat de lithiumspiegel word verhoogd ?(meerdere antwoorden mogelijk)
A
opioïden
B
thiazidediuretica
C
lisdiuretica
D
sommige raas remmers

Slide 5 - Quiz

Op geleide van welke spiegel houden ze de interacties en bijwerkingen van Lithium in de gaten?

Slide 6 - Open question

welke medicijn is het eerste keus middel bij ADHD?
A
dexamfetamine
B
methylfenidaat
C
atomoxetine

Slide 7 - Quiz

welke bijwerkingen horen bij Methylfenidaat? (meerdere antwoorden mogelijk)
A
verminderde eetlust
B
slecht slapen
C
buikpijn/diarree /misselijkheid
D
je groeit langzamer

Slide 8 - Quiz

Welke hoort er niet bij?
A
SSRI
B
TCA
C
MAO- remmer
D
DSM-V

Slide 9 - Quiz

Typ 1 SSRI en 1 TCA

Slide 10 - Open question

Kan het gebruik van antidepressivum op elk moment worden gestopt?
A
Als het middel een half jaar is gebruikt, dan wel
B
SSRI wel, TCA moet worden afgebouwd
C
Nee, moet 2 weken worden afgebouwd
D
Nee, moet in overleg met arts afbouwen

Slide 11 - Quiz

Wat voor soort antidepressiva zijn Citalopram en Clomipramine?
A
Cita: TCA en Clomi: SSRI
B
Cita: SSRI en Clomi: TCA
C
Beide TCA
D
Beide SSRI

Slide 12 - Quiz

Mag een patiënt die amitriptyline gebruikt na de eerste week weer autorijden?
A
Alleen bij een dosis lager dan 75mg
B
Alleen als patiënt niet meer duizelig is
C
Zolang de patiënt geen last heeft van bijwerkingen
D
Ja, bijwerkingen komen weinig voor

Slide 13 - Quiz

Waarom is het voor een patiënt juist bij een depressie moeilijk de uitgifte informatie goed te begrijpen?
A
Het kan deze patiënten niet zoveel schelen hoe het allemaal werkt
B
Patiënten hebben vaak moeite zich te concentreren
C
Door de depressie zijn ze trager van begrip
D
Patiënten denken vaak alles al te weten

Slide 14 - Quiz