Woorden HS 1

Een tekst bestaat uit 3 delen. Welke volgorde is juist?
A
Inleiding, middenstuk, slot
B
Slot, middenstuk, inleiding
C
titel, middenstuk, slot
D
Titel, middenstuk, bron
1 / 14
next
Slide 1: Quiz
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Een tekst bestaat uit 3 delen. Welke volgorde is juist?
A
Inleiding, middenstuk, slot
B
Slot, middenstuk, inleiding
C
titel, middenstuk, slot
D
Titel, middenstuk, bron

Slide 1 - Quiz

Welke leesstrategie gebruik je voor het vinden van het onderwerp?
A
Globaal lezen
B
orienterend lezen
C
Precies lezen
D
zoekend lezen

Slide 2 - Quiz

Welke leesstrategie gebruik je bij het vinden van de hoofdgedachte?
A
Precies lezen
B
orienterend lezen
C
Globaal lezen
D
zoekend lezen

Slide 3 - Quiz

Welke leesstrategie gebruik je bij het vinden van deelonderwerpen?
A
Orienterend lezen
B
Precies lezen
C
Globaal lezen
D
Zoekend lezen

Slide 4 - Quiz

De hoofdgedachte vind ik door de vraag te stellen:
Waarover gaat de tekst?
A
Waar
B
Niet waar

Slide 5 - Quiz

Wat is een synoniem voor bewonderaar?
A
Stalker
B
Aanbidder
C
Fan
D
Vijand

Slide 6 - Quiz

Andrea's vader heeft thuis een ... gekregen, hij ligt nu in het ziekenhuis
A
beroerte
B
ijsje
C
Boek
D
tegenvaller

Slide 7 - Quiz

Aan een belofte alleen hebben we niks, je moet .... wil ik je geloven.
A
Spreken is zilver, zwijgen is goud
B
Baat het niet dan schaadt het niet
C
De daad bij het woord toevoegen
D
Wie het kleine niet eert, wie het grote niet weerd.

Slide 8 - Quiz

Wat betekent: Al is de leugen nog zo snel, de waarheid achterhaalt hem wel.
A
Het is soms goed om ergens niet over te praten.
B
Iets zeggen en dan onmiddelijk ook doen
C
De waarheid komt altijd boven water
D
Een leugen wint van de waarheid.

Slide 9 - Quiz

Wat betekent: ordinair
A
Buitensporig
B
Gewoon
C
opgewekt
D
bijzonder

Slide 10 - Quiz

Wat betekent: neutraal
A
Bevooroordeeld
B
Onpartijdig
C
Dronken
D
nuchter

Slide 11 - Quiz

Wat betekent: exclusief
A
Speciaal
B
Bij in begrepen
C
Rijk
D
Ook al

Slide 12 - Quiz

Wat betekent: ternauwernood
A
Ruimschoots
B
Nog net
C
Noodsituatie
D
Benauwdheid

Slide 13 - Quiz

Wat betekent: de klassieker
A
Rijk
B
Modern
C
Bijzonder
D
Iets van vroeger dat nu nog gebruikt wordt

Slide 14 - Quiz