Maak duo's. Laat één iemand spelen en benoemen, de ander is de weerstand. Kies een handeling met meerdere stappen, zoals thee zetten. A start en
benoemt alles wat hij wil gaan doen: ‘ik wil… het kastje opendoen.’ B geeft weerstand door te zeggen: ‘Maar het kastje klemt’.
A speelt dat het kastje klemt, krijgt het kastje open en speelt en benoemt verder. B geeft weerstand, enz.