1M Les 36 09.02.22

Willkommen!
09.02.22
1 / 16
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Willkommen!
09.02.22

Slide 1 - Slide

Absprachen
- Aan het begin van de les doe je de telefoon in de telefoontas en ga je rustig naar je plaats. 
- Zodra je op je plek zit leg je je spullen op tafel. 
- Tijdens de les doe je actief mee 
- Je luistert naar elkaar (en praat niet door de ander heen). 
- Je houdt het lokaal netjes. 
- Aan het einde van de les pak je je tas in wanneer de docent aangeeft dat je je tas mag inpakken. 
- Je zorgt ervoor dat je je werkplek/ het lokaal netjes achterlaat: evt. rommel gooi je weg en je schuift je stoel aan/zet de tafel recht. 
- Je verlaat het lokaal wanneer de bel is gegaan. 

Slide 2 - Slide

Planung
- Willkommen + Ziel
- Besprechen Aufgaben
- Grammatik Wiederholung
- Quiz Grammatik Wiederholung
- Aufgaben machen
- Abschluß

Slide 3 - Slide

Besprechen Aufgaben
Schritt 19 Aufgabe 2, 3 + 5

Slide 4 - Slide

Grammatik regelmäßige Verben
- Wat is een regelmatig werkwoord?
- Stappenplan vervoegen werkwoord:
  1. Welk werkwoord moet je vervoegen?
  2. Persoonlijk voornaamwoord/Zelfstandig naamwoord
  3. Stam werkwoord
  4. Uitgang 
Ezelsbruggetje: (Fe)esttenten/idewis


Slide 5 - Slide

Regelmäßige Verben 
ich
wohne
ik 
woon
du
wohnst
jij
woont
er/sie/es
wohnt
hij/zij/het
woont
wir
wohnen
wij
wonen
ihr
wohnt
jullie
wonen
sie
wohnen
zij
wonen
Sie
wohnen
u
woont
Pers. vnw
Wohnen
Pers. vnw.
Wonen

Slide 6 - Slide

Übung
Werkwoord
Pers. vnw
vervoeging
Pers. vnw
(Duits)
vervoeging
(Duits) 
spielen
jullie
spelen
wohnen
wij
wonen
bauen
ik
bouw
lernen
jij
leert
trinken
hij
drinkt

Slide 7 - Slide

Quiz:
Vervoegen regelmatige werkwoorden

Slide 8 - Slide

Kochen: ik kook
A
ich kochen
B
ich koche
C
ich kochst
D
ich kocht

Slide 9 - Quiz

Machen: jullie maken
A
ihr machest
B
ihr mache
C
ihr machen
D
ihr macht

Slide 10 - Quiz

Kaufen: zij (ev) koopt
A
sie kauft
B
sie kaufen
C
sie kaufe
D
sie kaufst

Slide 11 - Quiz

Gehen: jij gaat
A
du gehst
B
du gehe
C
du gehen
D
du geht

Slide 12 - Quiz

Lernen: Vera en Max leren
A
Vera und Max lernt
B
Vera und Max lernen
C
Vera und Max lernst
D
Vera und Max lerne

Slide 13 - Quiz

Trinken: de kat drinkt
A
Die Katze trinken
B
Die Katze trinkst
C
Die Katze trinkt
D
Die Katze trinke

Slide 14 - Quiz

Aufgaben machen
- In Zweiergruppen:
Schritt 19 Aufgabe 4 + 9

Slide 15 - Slide

Abschluß
Hausaufgaben für nächste Woche (1M3 für Montag, 1M2 für Dienstag)

Schritt 19 Aufgabe 4, 6, 8 + 9

Slide 16 - Slide