1M Les 29 10.01.22

Willkommen
10.01.22
1 / 12
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 12 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Willkommen
10.01.22

Slide 1 - Slide

Absprachen
- Aan het begin van de les doe je de telefoon in de telefoontas en ga je rustig naar je plaats. 
- Zodra je op je plek zit leg je je spullen op tafel. 
- Tijdens de les doe je actief mee 
- Je luistert naar elkaar (en praat niet door de ander heen). 
- Je houdt het lokaal netjes. 
- Aan het einde van de les pak je je tas in wanneer de docent aangeeft dat je je tas mag inpakken. 
- Je zorgt ervoor dat je je werkplek/ het lokaal netjes achterlaat: evt. rommel gooi je weg en je schuift je stoel aan/zet de tafel recht. 
- Je verlaat het lokaal wanneer de bel is gegaan. 

Slide 2 - Slide

Planung
- Willkommen/Ziel/Ferien
- Schritt 15 Aufgabe 2 + 5 besprechen
- Wiederholung Grammatik
- Aufgaben 
- Abschluß

Slide 3 - Slide

Willkommen/Ziel/Ferien
-Ziel für heute: ''Du kannst eine einfache Liste mit Informationen über deine Person ausfüllen.''

- Ferien/Goede voornemens??



Slide 4 - Slide

Schritt 15
- Aufgabe 2 + 5 besprechen (S.127 + S.128)

Slide 5 - Slide

Grammatik
Bepaalde en onbepaalde lidwoorden 
  • De, het, een
  • Duits: der/die/das/die (de/het) + ein/eine (een)

--> in de woordenlijsten in het boek: 
blauw = mannelijk
rood = vrouwelijk
groen = onzijdig 

Slide 6 - Slide

Grammatik
  • Der/Ein: mannelijke woorden (zoals der Mann, der Freund, der Stier, der Baum)
  • Die/Eine: vrouwelijke woorden (Die Frau, die Freundin, die Kuh, Die Blume --> veel woorden die op -e eindigen zijn vrouwelijk)
  • Das/Ein: onzijdige woorden (das Haus, das Lied.... --> veel woorden die in het Nederlands het lidwoord ''het'' hebben/vaak verkleinwoorden (eindigt op -chen/-lein)
  • Die(/Keine): meervoud (die Häuser, die Kinder, die Frauen)

Slide 7 - Slide

Grammatik regelmäßige Verben
- Wat is een regelmatig werkwoord?
- Stappenplan vervoegen werkwoord:
  1. Welk werkwoord moet je vervoegen?
  2. Persoonlijk voornaamwoord/Zelfstandig naamwoord
  3. Stam werkwoord
  4. Uitgang 
Ezelsbruggetje: (Fe)esttenten/idewis 


Slide 8 - Slide

Regelmäßige Verben 
ich
wohne
ik 
woon
du
wohnst
jij
woont
er/sie/es
wohnt
hij/zij/het
woont
wir
wohnen
wij
wonen
ihr
wohnt
jullie
wonen
sie
wohnen
zij
wonen
Sie
wohnen
u
woont
Pers. vnw
Wohnen
Pers. vnw.
Wonen

Slide 9 - Slide

Aufgaben 
- Zelfstandig werken:
Schritt 16 Aufgabe 2 + 3 + 4 (S.133-135)
D-Prüfung Aufgabe 4 + 5 (S.139)

Slide 10 - Slide

Kahoot

Slide 11 - Slide

Afsluiting
HW volgende les:
Schritt 16 Aufgabe 2 + 3 + 4
D-Toets Aufgabe 4 + 5 

Slide 12 - Slide