This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes, text slide and 2 videos.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Elektriciteit
QUIZ
Slide 1 - Slide
Stroomsterkte is een...
A
Grootheid
B
Eenheid
Slide 2 - Quiz
Eenheid van stroomsterkte
A
Ampere (A)
B
Wattage (W)
C
Volt (V)
Slide 3 - Quiz
Wat voor schakeling zie je hier?
A
Serieschakeling
B
Parallelschakeling
Slide 4 - Quiz
Wat voor schakeling zie je hier?
A
Serieschakeling
B
Parallelschakeling
Slide 5 - Quiz
In een serieschakkeling is overal de stroomsterkte () even groot. Waar of Niet Waar
A
Waar
B
Niet Waar
Slide 6 - Quiz
In een parallelschakeling zijn alle stroomsterktes overal even groot. Waar of Niet Waar
A
Waar
B
Niet Waar
Slide 7 - Quiz
Hoe bereken je de stroomsterkte in een parallelschakeling Door de stroomsterkte uit alle takken
A
Bij elkaar op te tellen
B
te delen delen door elkaar
C
Van elkaar af te trekken
D
met elkaar te vermenigvuldigen
Slide 8 - Quiz
Hoe heet deze soort schakeling?
A
Sarallel schakeling
B
Gemengde schakeling
C
Parallelschakeling
Slide 9 - Quiz
Uit hoeveel groepen bestaat een huisinstallatie?
A
1 groep
B
meerdere groepen
Slide 10 - Quiz
Hoe is de huisinstallatie geschakeld?
A
In serie
B
Parallel
Slide 11 - Quiz
De fasedraad is bruin, de schakeldraad zwart en de nuldraad blauw.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 12 - Quiz
Bij kortsluiting word dan het aantal voltage (V) te groot of het aantal Ampère (A)
A
Voltage (V)
(dus spanning)
B
Ampère (A)
(dus stroomsterkte)
Slide 13 - Quiz
Bij overbelasting van een groep: word de totale stroomsterkte te groot, dus moet de groep te veel stroom verwerken.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 14 - Quiz
Kortsluiting, overbelasting of lekstroom?
A
Kortsluiting
B
Overbelasting
C
lekstroom
Slide 15 - Quiz
Hoeveel ampère mag er door 1 groep en hoe heet het als het daar overheen gaat?
A
14 A en overbelasting
B
14 A en kortsluiting
C
16 A en overbelasting
D
16 A en kortsluiting
Slide 16 - Quiz
Overbelasting is erg gevaarlijk. Wat gebeurt er met de stroomsterkte bij overbelasting?
A
wordt hoger
B
wordt lager
C
blijft gelijk
D
geen idee
Slide 17 - Quiz
Kortsluiting of overbelasting?
A
Kortsluiting
B
Overbelasting
Slide 18 - Quiz
Wat voor polen bevat een Batterij?
A
Een noord-pool en een zuid-pool.
B
Een plus-pool en een min-pool.
Slide 19 - Quiz
Formule van vermogen is
A
vermogen (P) = spanning (U) / stroomsterkte (I)
B
vermogen (P) = spanning (U) x stroomsterkte (I)
C
vermogen (P) = spanning (U) + stroomsterkte (I)
D
vermogen (P) = spanning (U) - stroomsterkte (I)
Slide 20 - Quiz
Het energieverbruik kun je meten. In welke eenheid meet je energieverbruik?
A
A
B
kWh
C
V
D
W
Slide 21 - Quiz
Hoe heet de weerstand van je huid.
A
huidweerstand
B
contactweerstand
C
lichaamsweerstand
D
de weerstand heeft geen aparte naam
Slide 22 - Quiz
De lichaamsweerstand is groter dan de contactweerstand.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 23 - Quiz
Wat geeft de meeste veiligheid bij elektrische apparaten.
A
Dubbele isolatie
B
Aparte groep
C
Aardlek schakelaar
D
Alle 3 de antwoorden leveren de maximale veiligheid
Slide 24 - Quiz
Wat is de totale stroomsterkte die 1 groep mag hebben
A
230 V
B
230 A
C
16 V
D
16 A
Slide 25 - Quiz
Hoe groot is de totale stroomsterkte van deze parallelschakeling?
A
I = 24 A
B
I = 9 A
C
I = 3 A
D
I = 2 A
Slide 26 - Quiz
Kees wilt drie lampjes parallel schakelen. Hierbij wilt hij dat ieder lampje apart aan of uit te zetten is door een schakelaar. Welk schakelschema moet Kees gebruiken?
A
B
C
D
Slide 27 - Quiz
Welke schakeling zie je hier?
A
Parallel
B
Serie
Slide 28 - Quiz
Is het een serieschakeling of een parallelschakeling?
A
Serie
B
parallel
Slide 29 - Quiz
Is dit een serie- of parallelschakeling?
A
serie
B
parallel
Slide 30 - Quiz
A
Parallelschakeling
B
Serieschakeling
C
Gemengde schakeling (zowel parallel als serie)
D
Niet kloppend
Slide 31 - Quiz
Door de lampjes loopt allemaal een stroomsterkte van 2,8 A. Wat is de totale stroomsterkte?
A
5,6 A
B
8,4 A
C
6,6 A
D
2,8 A
Slide 32 - Quiz
De totale stroomsterkte is 4,6 A. Door lampje 2 gaat 2 A en door lampje 4, 1,3 A. Wat is de stroomsterkte door lampje 3?