à en de + bepaald lidwoord

à en de + bepaald lidwoord
1 / 20
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

à en de + bepaald lidwoord

Slide 1 - Slide

Chapitre 2 - grammaire D
De doelen van deze les zijn de volgende:
  • Je kunt de voorzetsel à en de + lidwoord gebruiken
  • Weet je dat bepaalde werkwoorden in het frans gevolgd worden door een lidwoord.



Slide 2 - Slide

Voorzetsel à / de + bepaald lidwoord:
Voorzetsels :

à      in, naar, van, op, aan, bij, ..

de     van, uit



Ze veranderen als er een bepaald lidwoord achterkomt....

Slide 3 - Slide

L'article contracté = samengetrokken lidwoord
Bij de voorzetsels 'à' en 'de' :


à + le = au
de + le = du
à + la = à la
de + la = de la
à + l' = à l'
de + l' = de l'
à + les = aux
de + les= des

Slide 4 - Slide

Il a les notes ...... élève. - Hij heeft de cijfers van de leerling.

1. Welk voorzetsel: à of de?
2. Welk lidwoord?
3. Verandert de vorm dan?
A
aux
B
à l'
C
des
D
de l'

Slide 5 - Quiz

La chanson .... chanteuse Rihanna.- Het lied van de zangeres R.

1. Welk voorzetsel: à of de?
2. Welk lidwoord?
3. Verandert de vorm dan?
A
du
B
au
C
de la
D
aux

Slide 6 - Quiz

Le vélo ______garçon est vieux. - de fiets van de jongen is oud.

1. Welk voorzetsel: à of de?
2. Welk lidwoord?
3. Verandert de vorm dan?
A
du
B
au
C
de la
D
aux

Slide 7 - Quiz

au
à la
à l'
aux
du
de la
de l'
des
La couleur ... robe est très belle.
C'est le bureau ..... directeur.
On va ... restaurant ce soir.
L'entraîneur .... équipe est très sévère.
Interdit .... chiens et ... animaux sauvages.
La caravane ... voisins est très vieille.
Ma petite soeur va ... école primaire.
Je voudrais le menu ... carte (v).

Slide 8 - Drag question

Werkwoorden/verbes -ir

Slide 9 - Slide

Er zijn 3 groepen regelmatige werkwoorden,
 werkwoorden op -er -re en -ir
donner  (geven)
vendre  (verkopen)
finir  (eindigen)
je
donne
vends
finis
tu
donnes
vends
finis
il/elle/on
donne
vend
finit
nous
donnons
vendons
finissons
vous
donnez
vendez
finissez
ils/elles
donnent
vendent
finissent

Slide 10 - Slide

Werkwoorden op -ir
Réflechir
Nadenken
Grandir
Groter worden
Réussir
Slagen
Finir
Eindigen 
Remplir
(In)vullen
Rougir
Blozen
Stam: Hele werkwoord, "ir" afhalen (choisir -> chois) + uitgangen

Slide 11 - Slide

Wat zijn de uitgangen in de présent van de werkwoorden op -ir?
A
is, is, it, ons, ez, ent
B
e, es, e, ons, ez, ont
C
is, is, it, issons, issez, issent
D
e, es, e, ons, ez, ent

Slide 12 - Quiz

Regelmatige werkwoorden op -er
Regelmatige werkwoorden op -ir
Regelmatige werkwoorden op -re
Vendre
Finir
Aimer
Choisir
Attendre
Regarder

Slide 13 - Drag question

PRÉSENT
Werkwoorden op -er
Werkwoorden op -ir
Werkwoorden op -re
Uitgangen:
-e, -es, -e, -ons, -ez, -ent
Uitgangen:
-s, -s, ..., -ons, -ez, -ent
Uitgangen: 
-is, -is, -it, -issons, -issez, -issent

Slide 14 - Drag question

vorm van avoir
ww - er + é
vorm van avoir
ww - re + u
vorm van avoir
ww - ir + i
e
es
e
ons
ez
ent
is
is
it
issons
issez
issent
s
s
-
ons
ez
ent
passé composé -er
passé composé -re
passé composé -ir
présent -ir
présent -re
présent -er

Slide 15 - Drag question

Imparfait
Deze regel 
(stam v.d. imparfait = nous-vorm uit de Présent  zonder -ons)
is met name belangrijk bij de werkwoorden op -ir,
waarom?


Slide 16 - Slide

Nous-vorm van de werkwoorden op -ir is langer, maar je mag er slechts -ons vanaf halen. Dus de -iss blíjft staan als onderdeel van de imparfait.

Slide 17 - Slide

Hoe vervoeg je de regelmatige werkwoorden die eindigen op
-er, -ir en -re in de imparfait
- Stam: nous-vorm van de présent min ONS
- Uitgang: AIS - AIS - AIT - IONS -IEZ - AIENT

Par exemple:  Tu ______ (finir - imparfait)
stam: nous-vorm van de présent min ONS = nous finissons
Uitgang met tu = ais
Antwoord: Tu finissais (imparfait)

Slide 18 - Slide

Je kent nu 4 werkwoordstijden:

Présent

Passé composé

Imparfait

Futur Proche
-er/-re/-ir + uitgangen
hulpww avoir + volt. dlw op é, u of i
nous-vorm zonder -ons + uitgang
Vorm van 'aller'+ hele werkwoord

Slide 19 - Slide

Paragraaf H opdrachten maken
Voca A, B, E, F leren (beide kanten op leren)
Zinnen C en G leren (N/F)

Slide 20 - Slide