This lesson contains 17 slides, with text slides and 2 videos.
Lesson duration is: 80 min
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Wat moeten jullie straks kennen en kunnen?
Oftewel, wat is het doel van deze les?
Na deze les weet je wat zwakke werkwoorden zijn en kun je de persoonsvorm van zwakke werkwoorden in de verleden tijd spellen
Slide 2 - Slide
§7 Persoonsvorm-TT
Er zijn sterke en zwakke werkwoorden. De meeste werkwoorden zijn zwak.
Bij zwakke werkwoorden verandert de persoonsvorm in de verleden tijd (pvvt) nietvan klank: klop – klopte; smeed – smeedde; wandel – wandelde.
Bij sterke werkwoorden verandert de persoonsvorm in de verleden tijd wel van klank: hang – hing; steel – stal; loop – liep. De spelling van sterke werkwoorden komt aan bod in § 9.
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Video
§7 Persoonsvorm-TT
Zo schrijf je de persoonsvorm verleden tijd van zwakke werkwoorden
Enkelvoud: ik-vorm tt + de of te: beweerde, landde, danste, berichtte.
Meervoud: ik-vorm tt + den of ten: beweerden, landden, dansten, berichtten.
Slide 5 - Slide
§7 Persoonsvorm-TT
Om te bepalen of er de(n) of te(n) achter de ik-vorm komt, gebruik je als ezelsbruggetje ’t (e) x – f (o) k s ch (aa) p.
In dat woord zitten de medeklinkers t, x, f, k, s, ch en p. Haal van de infinitief (het hele werkwoord) en af en kijk naar de laatste letter.
Slide 6 - Slide
§7 Persoonsvorm-TT
Als dat een van deze zeven medeklinkers is, gebruik je te(n). In alle andere gevallen gebruik je de(n):
blaffen → de hond blafte; kuchen → zij kuchten;
antwoorden → de leerling antwoordde;
bloeien → de plant bloeide;
geloven → hij geloofde het niet;
peinzen → wij peinsden lang over de lastige vraag.
Slide 7 - Slide
Zie achterin je boek Handig (met de groene rand) het schema op
blz. 290
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Video
apps.noordhoff.nl
Slide 10 - Link
www.facebook.com
Slide 11 - Link
Even checken. Wie vertelt mij nog even wat we zojuist hebben gehoord?
Geen vingers, ik geef de beurt aan ..............................................