§8 - Spelling - Verleden tijd van zwakke werkwoorden 1VWO en 1HAVO

§8 - Spelling - Verleden tijd van zwakke werkwoorden

1havo en 1vwo
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

§8 - Spelling - Verleden tijd van zwakke werkwoorden

1havo en 1vwo

Slide 1 - Slide

Er zijn sterke en zwakke werkwoorden. De meeste werkwoorden zijn zwak.
Bij zwakke werkwoorden verandert de persoonsvorm in de verleden tijd (pvvt) niet van klank: 

klop – klopte; smeed – smeedde; wandel – wandelde.

Slide 2 - Slide

Bij sterke werkwoorden verandert de persoonsvorm in de verleden tijd wel van klank: 

hang – hing; steel – stal; loop – liep

De spelling van deze werkwoorden komt aan bod in § 9.

Slide 3 - Slide

Zo schrijf je de persoonsvorm verleden tijd van zwakke werkwoorden

Enkelvoud: ik-vorm tt + de of te: beweerde, landde, danste, berichtte.

Meervoud: ik-vorm tt + den of ten: beweerden, landden, dansten, berichtten.

Slide 4 - Slide

Om te bepalen of er de(n) of te(n) achter de ik-vorm komt, gebruik je als ezelsbruggetje 
’t (e) x – f (o) k s ch (aa) p. 
In dat woord zitten de medeklinkers t, x, f, k, s, ch en p. Haal van de infinitief (het hele werkwoord) en af en kijk naar de laatste letter. Als dat een van deze zeven medeklinkers is, gebruik je te(n). In alle andere gevallen gebruik je de(n):

Slide 5 - Slide

– blaffen → de hond blafte; kuchen → zij kuchten;

– antwoorden → de leerling antwoordde; bloeien → de plant bloeide

- geloven → hij geloofde het niet; peinzen → wij peinsden lang over de lastige vraag.

Slide 6 - Slide

In het voorjaar (vergroten) de stratenmaker het terras.
A
vergrote
B
vergrootte

Slide 7 - Quiz

Na een grappige opmerking van de docent (lachen) de klas uitbundig.
A
lachte
B
lachtte

Slide 8 - Quiz

Enkele wielrenners (verwonden) zich gisteren tijdens de val.
A
verwonde
B
verwondde
C
verwonden
D
verwondden

Slide 9 - Quiz

Vorige week dinsdag (misten) het bijna de gehele dag.
A
miste
B
mistte

Slide 10 - Quiz

Charlotte (verwachten) geen grote cadeaus voor haar verjaardag.
A
verwachte
B
verwachtte

Slide 11 - Quiz

Met tegenzin (aanvaarden) de chef zijn degradatie.
A
aanvaarde
B
aanvaardde

Slide 12 - Quiz

Brent (missen) op het schoolkamp af en toe zijn jongste zusje.
A
miste
B
mistte

Slide 13 - Quiz

Tot ergernis van de oppas (huilen) de kinderen de hele avond.
A
huilden
B
huildden

Slide 14 - Quiz

Ga nu naar de software van Nieuw Nederlands en maak de opdrachten die ik heb klaargezet in de 'planning'.

Slide 15 - Slide