Oefentoets VO-content

Ik wil de oefentoets eerst bespreken en daarna pas de blooket doen
Ja, ik vind het belangrijk
Nee, ik kijk zelf naar de lessonUP BLOOKET!
1 / 31
next
Slide 1: Poll
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 31 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Ik wil de oefentoets eerst bespreken en daarna pas de blooket doen
Ja, ik vind het belangrijk
Nee, ik kijk zelf naar de lessonUP BLOOKET!

Slide 1 - Poll

Oefentoets VO-content
uitleg

Slide 2 - Slide

vraag 1
Ga ervan uit dat de oxidatie van NADH 3 ATP opbrengt, de oxidatie van FADH2 2 ATP opbrengt en dat elke GTP wordt omgezet in 1 ATP.

 

Bereken hoeveel moleculen ATP de aerobe dissimilatie van 1 molecuul palmitinezuur dan netto oplevert. Noteer je berekening.

Slide 3 - Slide

vraag 1
Ga ervan uit dat de oxidatie van NADH 3 ATP opbrengt, de oxidatie van FADH2 2 ATP opbrengt en dat elke GTP wordt omgezet in 1 ATP.

 

Bereken hoeveel moleculen ATP de aerobe dissimilatie van 1 molecuul palmitinezuur dan netto oplevert. Noteer je berekening.

Slide 4 - Slide

vraag 1
Ga ervan uit dat de oxidatie van NADH 3 ATP opbrengt, de oxidatie van FADH2 2 ATP opbrengt en dat elke GTP wordt omgezet in 1 ATP.

 

7 NADH x 3 ATP = 21
FADH2 x 2 = 14

Totaal uit oxidatie.....

Slide 5 - Slide

vraag 1
Ga ervan uit dat de oxidatie van NADH 3 ATP opbrengt, de oxidatie van FADH2 2 ATP opbrengt en dat elke GTP wordt omgezet in 1 ATP.

 

7 NADH x 3 ATP = 21 ATP
FADH2  7 x 2 = 14 ATP

Totaal uit oxidatie..... 35 ATP

Slide 6 - Slide

vraag 1
Ga ervan uit dat de oxidatie van NADH 3 ATP opbrengt, de oxidatie van FADH2 2 ATP opbrengt en dat elke GTP wordt omgezet in 1 ATP.

Totaal uit oxidatie..... 35 ATP

8x binden aan CoA, dus 8x citroenzuurcyclus 

Slide 7 - Slide

vraag 1
Ga ervan uit dat de oxidatie van NADH 3 ATP opbrengt, de oxidatie van FADH2 2 ATP opbrengt en dat elke GTP wordt omgezet in 1 ATP.

Totaal uit oxidatie..... 35 ATP

8x binden aan CoA, dus 8x citroenzuurcyclus 

Hoeveel NADH ?
Hoeveel FADH2?
Hoeveel ATP?

Slide 8 - Slide

vraag 1
Ga ervan uit dat de oxidatie van NADH 3 ATP opbrengt, de oxidatie van FADH2 2 ATP opbrengt en dat elke GTP wordt omgezet in 1 ATP.

Totaal uit oxidatie..... 35 ATP

8x binden aan CoA, dus 8x citroenzuurcyclus 

Hoeveel NADH 3x8 = 24 NADH
Hoeveel FADH2 8x1= 8 FADH2
Hoeveel ATP 8x1= 8 ATP

Slide 9 - Slide

vraag 1
Ga ervan uit dat de oxidatie van NADH 3 ATP opbrengt, de oxidatie van FADH2 2 ATP opbrengt en dat elke GTP wordt omgezet in 1 ATP.

Totaal uit oxidatie..... 35 ATP

8x binden aan CoA, dus 8x citroenzuurcyclus 

Hoeveel NADH 3x8 = 24 NADH x 3 ATP = 72 ATP
Hoeveel FADH2 8x1= 8 FADH2 x 2 ATP = 16 ATP
Hoeveel ATP 8x1= 8 ATP

Totaal uit de citroenzuurcylcus: 96 ATP

Slide 10 - Slide

vraag 1
Ga ervan uit dat de oxidatie van NADH 3 ATP opbrengt, de oxidatie van FADH2 2 ATP opbrengt en dat elke GTP wordt omgezet in 1 ATP.

Totaal uit oxidatie..... 35 ATP
Totaal uit de citroenzuurcylcus: 96 ATP

De koppeling van CoA kost 2 ATP; totaal 35 + 96 – 2 = 129 ATP

Slide 11 - Slide

vraag 2
Verklaar dat de grotere ATP-opbrengst per zuurstofmolecuul ertoe leidt dat bij vaatvernauwing minder snel hartklachten ontstaan.

Antwoord:
Er zal minder snel een tekort aan zuurstof / ATP / energie ontstaan

Want:
Als er minder zuurstof beschikbaar is door vaatvernauwing, maar de cellen kunnen nog steeds voldoende energie produceren, dan kan het hart en andere organen langer goed functioneren zonder te lijden onder een gebrek aan zuurstof. Hierdoor ontstaan er minder snel hartklachten.







Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide



fdsfdsa

De vraag is: heeft de oxidatieve capaciteit invloed op uithoudingsvermogen of explosieve kracht?  (aorobe of anaerobe dissimilatie)
aorobe is langdurig, anaerobe is kortdurig (net dat laatste beetje voor sprinten)


Slide 14 - Slide



fdsfdsa

De vraag is: heeft de oxidatieve capaciteit invloed op uithoudingsvermogen of explosieve kracht?  (aorobe of anaerobe dissimilatie)
aorobe is langdurig, anaerobe is kortdurig (net dat laatste beetje voor sprinten)


Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

vraag 7
Geef een verklaring voor de invloed van de wind op de delingssnelheid van het fytoplankton.

Vraag anders gesteld: wat is bij weinig wind de beperkende factor waardoor fytoplankton trager deelt?



Slide 20 - Slide

vraag 7
Geef een verklaring voor de invloed van de wind op de delingssnelheid van het fytoplankton.

Vraag anders gesteld: wat is bij weinig wind de beperkende factor waardoor fytoplankton trager deelt?

Is er bij de dissimilatie of assimilatie een beperkende factor?
dissimilatie niet. Bij koolstofassimilatie is er zonlicht, water en CO2 nodig. CO2 kan hij mogelijk meer krijgen bij een snellere stroming door de wind.
Bij voortgezette assimilatie heb je stikstof (N) nodig voor je eiwitten. Mogelijk kan je dat meer krijgen met stromend water. 



Slide 21 - Slide

Vraag 8
Hoe aanpakken?

Lees eerst de vraag.
Kan je iets uit de tekst of afbeelding halen?

Slide 22 - Slide

Vraag 8
Hoe aanpakken?

Lees eerst de vraag.
-> dissimilatie zonder zuurstof (anaerobe verbranding)
Kan je iets uit de tekst of afbeelding halen?
-> er komt ethanol vrij (dus idd anaerobe verbranding)

Slide 23 - Slide

Vraag 8
Hoe aanpakken?

Lees eerst de vraag.
-> dissimilatie zonder zuurstof (anaerobe verbranding)
Kan je iets uit de tekst of afbeelding halen?
-> er komt ethanol vrij (dus idd anaerobe verbranding)

Denkstappen: waar vindt Anaerobe verbranding plaatst?

Slide 24 - Slide

Vraag 8
Hoe aanpakken?

Lees eerst de vraag.
-> dissimilatie zonder zuurstof (anaerobe verbranding)
Kan je iets uit de tekst of afbeelding halen?
-> er komt ethanol vrij (dus idd anaerobe verbranding)

Denkstappen: waar vindt Anaerobe verbranding plaatst?

Slide 25 - Slide

Vraag 8
Hoe aanpakken?

Lees eerst de vraag.
-> dissimilatie zonder zuurstof (anaerobe verbranding)
Kan je iets uit de tekst of afbeelding halen?
-> er komt ethanol vrij (dus idd anaerobe verbranding)

Denkstappen: waar vindt Anaerobe verbranding plaatst?

Slide 26 - Slide

vraag 10
Wat gebeurt er niet meer?

Slide 27 - Slide

vraag 10
Wat gebeurt er niet meer?

Slide 28 - Slide

vraag 10
Wat gebeurt er niet meer?

Als er geen tyrosine wordt gemaakt door voorgezette assimilatie kan er geen dopamine/melanine en eiwitten gevormd worden. 

Alvleesklier maakt verteringssappen en glucagon en insuline

Slide 29 - Slide

vraag 10
Wat gebeurt er niet meer?

Als er geen tyrosine wordt gemaakt door voorgezette assimilatie kan er geen dopamine/melanine en eiwitten gevormd worden. 

Alvleesklier maakt verteringssappen en glucagon en insuline
Darmwandcellen helpen mee met de vertering

Slide 30 - Slide

vraag 10
Wat gebeurt er niet meer?

Als er geen tyrosine wordt gemaakt door voorgezette assimilatie kan er geen dopamine/melanine en eiwitten gevormd worden. 

Alvleesklier maakt verteringssappen en glucagon en insuline
Darmwandcellen helpen mee met de vertering
Hersencellen reageren op dopamine, maar op reactie van een impuls (bijvoorbeeld geluksgevoel)
Levercellen: de lever maakt eiwitten. 

Slide 31 - Slide