Koning is niet verantwoortelijk voor zijn ( politieke ) uitspraken.
Slide 2 - Slide
Oppositie
Politieke partijen die niet tot de coalitie behoren.
Slide 3 - Slide
Klassieke grondrechten
Vrijheidsrechten die de burger beschermen tegen de overheid.
Slide 4 - Slide
Parlementaire democretie
Democratie met gekozen volksvertegenwoordigers.
Slide 5 - Slide
Koning Wilhelm II (1792-1849)
Koning der NL van 1840-1848. Hij liet Thorbecke de grondwet wijzigen, waardoor ons land een parlament democratie werd.
Slide 6 - Slide
Koning Wilhelm III (1849-1890)
Koning der Nederlanden van 1849 tot 1890.
Slide 7 - Slide
Johan R. Thorbecke (1798-1872)
Liberale politicus. Hij schreef de grondwetsherziening van 1848.
Slide 8 - Slide
Regering
De koning en de ministers. De regering heeft de uitvoerende macht.
Slide 9 - Slide
Constitutionele monarchie
Nederland heeft een Koninghuis dat gebonden is aan de grondwet ( constitutie ).
Slide 10 - Slide
Ministriële verantwoordelijkheid
De ministers zijn verantwoordelijkheid voor de (politieke)
daden en uitspraken van de Koning.
Slide 11 - Slide
Parlement
De eerste en de Tweede Kamer samen, ook wel Staten-Generaal. Het parlament heeft de wetgevende macht.
Slide 12 - Slide
Liberalen
Politieke groep die vindt dat ieder mens zo veel mogelijk vrijheid moet hebben. De overheid moet zich daarom zo weinig mogelijk met de samenleving en de economie bemoeien.
Slide 13 - Slide
Grondwet
Belangrijkste wet van een land. Hierin staat hoe het land bestuurd woord en wat de rechten van de burgers van de\at land zijn.
Slide 14 - Slide
Industrialisatie
Overgang van het maken van producten met de hand naar het maken van producten met machines . Er komen fabrieken en veel mensen die tot die tijd in de landbouw werkten, worden fabrieksarbeider.