H5 formatief - overheid

De AOW is een basispensioen, dat door de staat wordt uitgekeerd aan alle Nederlanders van 67 jaar en ouder. Dat kost heel veel geld.
Hoe komt de regering aan dat geld?
A
Alle werkende Nederlanders moeten iedere maand een deel van hun loon afstaan.
B
De staat verkoopt jaarlijks een deel van zijn goudvoorraad.
C
Het wordt geleend van de banken.
D
De werkgevers betalen het uit hun winsten.
1 / 20
next
Slide 1: Quiz
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes.

Items in this lesson

De AOW is een basispensioen, dat door de staat wordt uitgekeerd aan alle Nederlanders van 67 jaar en ouder. Dat kost heel veel geld.
Hoe komt de regering aan dat geld?
A
Alle werkende Nederlanders moeten iedere maand een deel van hun loon afstaan.
B
De staat verkoopt jaarlijks een deel van zijn goudvoorraad.
C
Het wordt geleend van de banken.
D
De werkgevers betalen het uit hun winsten.

Slide 1 - Quiz

Door het verhogen van de AOW-leeftijd
A
neemt het aantal actieven toe
B
neemt het aantal inactieven toe
C
wordt vergrijzing tegen gegaan
D
wordt de AOW ook hoger

Slide 2 - Quiz

Wie behoren NIET tot
de 'inactieven'?
A
AOW-ers
B
Arbeidsongeschikten
C
Daklozen
D
Werklozen

Slide 3 - Quiz

Wat doet de CBS?
A
Verzameld alleen informatie over de inkomen van de bevolking
B
Geeft advies aan de gezinnen
C
Doet alleen onderzoek naar de verschillen van de gezinnen
D
Verzameld alle informatie over de economie

Slide 4 - Quiz

Wat is het grootste verschil tussen de collectieve en de particuliere sector?
A
De ambtenaren werken in de particuliere sector
B
De particuliere sector moet winst maken, de collectieve sector niet
C
De collectieve sector moet winst maken, de particuliere sector niet
D
De ambtenaren werken niet voor geld

Slide 5 - Quiz

Wanneer de overheid taken uitbesteedt of overdraagt aan particuliere bedrijven, noem je dit
A
particuleren
B
privatiseren
C
ex-overheid
D
bedrijfsleven

Slide 6 - Quiz

Wat zijn kenmerken van collectieve voorzieningen?
A
De particuliere sector betaalt de voorzieningen.
B
De overheid betaalt de voorzieningen.
C
De overheid betaalt de voorzieningen met behulp van uitkeringen
D
De collectieve sector betaalt deze voorzieningen

Slide 7 - Quiz

Belasting die je betaalt wanneer je een product koopt is een voorbeeld van .....
A
directe belasting.
B
indirecte belasting.
C
niet verplichte
D
onzin

Slide 8 - Quiz

Wat doet de overheid niet om een begrotingstekort op te vangen?
A
Bezuinigen
B
Belastingen verhogen
C
Lenen
D
Staatsschuld aflossen

Slide 9 - Quiz

Loonbelasting is een ... belasting.
A
directe
B
indirecte
C
niet verplichte
D
onzin

Slide 10 - Quiz

De AOW en de WLZ zijn de bekendste voorbeelden.
A
sociale voorziening
B
Sociale verzekering
C
Volksverzekering
D
Werknemersverzekering

Slide 11 - Quiz

Alle inwoners hebben hier recht op en het wordt betaald uit premies.
A
sociale voorziening
B
Sociale verzekering
C
Volksverzekering
D
Werknemersverzekering

Slide 12 - Quiz

De WW en de WIA zijn de bekendste voorbeelden.
A
sociale voorziening
B
Sociale verzekering
C
Volksverzekering
D
Werknemersverzekering

Slide 13 - Quiz

Kees heeft ontslag gekregen. Hij kan nu gebruik maken van de ....
A
ANW
B
AOW
C
WLZ
D
WW

Slide 14 - Quiz

Henk is door een bedrijfsongeval arbeidsongeschikt geraakt en kan gebruik maken van de ...
A
WW
B
WLZ
C
AOW
D
AWBZ

Slide 15 - Quiz

Waar wordt de sociale voorziening van betaalt?
A
belastinggeld
B
sociale premies
C
bijstandsuitkering
D
WMO

Slide 16 - Quiz

Wat is vergrijzing?
A
De mensen krijgen steeds sneller grijs haar.
B
Mensen verven hun haar steeds meer grijs.
C
De groep mensen boven de 65 jaar wordt steeds groter.
D
De groep mensen boeven de 50 jaar wordt steeds groter.

Slide 17 - Quiz

Wat zijn oorzaken van de vergrijzing?
Kies de 2 juiste antwoorden
A
de babyboom en betere zorg
B
euthanasie
C
ouderdomsziekten
D
betere leefomstandigheden (bijv. voeding)

Slide 18 - Quiz

Wat is geen reden voor vergrijzing?
A
Onze zorg is steeds beter
B
Mensen denken beter om hun gezondheid
C
Onze zorg is steeds slechter
D
Er zijn steeds betere medicijnen

Slide 19 - Quiz

I. Bij een hoge werkloosheid dalen de overheidsuitgaven.
II. Bij een tekort aan arbeidskrachten stijgen de lonen.

A
I en II zijn beide juist.
B
I is juist, II is onjuist.
C
I en II zijn beide onjuist.
D
I is onjuist, II is juist.

Slide 20 - Quiz