Hoofdstuk 5 - Kosten van duurzame productiemiddelen

Hoofdstuk 5 - Kosten van duurzame productiemiddelen
1 / 10
next
Slide 1: Slide
FinancieelMBOStudiejaar 2

This lesson contains 10 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Hoofdstuk 5 - Kosten van duurzame productiemiddelen

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
Aan het einde van deze les:
  • kun je in eigen woorden uitleggen wat duurzame productiemiddelen zijn
  • kun je voorbeelden van duurzame productiemiddelen geven
  • kun je kosten van duurzame productiemiddelen benoemen
  • kun je met een vast percentage van de aanschafwaarde, de   afschrijvingskosten berekenen

Slide 2 - Slide

Wat zijn duurzame productiemiddelen?
  • Middelen die langer dan één productieproces meegaat
  • Noodzakelijk om goederen te produceren of diensten te   verlenen
  • Geld is voor langere tijd geïnvesteerd
  • Vb. computer, gebouwen,
     bedrijfsauto's en inrichting

Slide 3 - Slide

Levensduur
Technische levensduur
  • Periode waarin het middel de prestaties kan leveren   waarvoor het gemaakt is.

Economische levensduur
  • Periode waarin het rendabel is voor een bedrijf om het   middel te gebruiken

Slide 4 - Slide

Kosten van duurzame productiemiddelen
  • Afschrijvingskosten
     daling van de waarde van duurzame productiemiddelen
  • Rentekosten
     Kosten over geïnvesteerd vermogen. Rente moet betaald   worden over geleend geld
  • Complementaire kosten
     Kosten die ontstaan bij het gebruik, bijv. brandstof bij auto's

Slide 5 - Slide

Afschrijvingskosten
  • Vast percentage van de aanschafwaarde/lineaire methode

  • Vast percentage van de boekwaarde

Slide 6 - Slide

Afschrijving met vast percentage van de aanschafwaarde
  • Hoeveel ga je afschrijven?
  • Totale waardevermindering = Aanschafwaarde - Restwaarde
  • Restwaarde = bedrag waarvoor het DPM denkt te kunnen   verkopen als de economische levensduur is bereikt
  • Jaarlijkse afschrijvingskosten = (Aanschafwaarde -   Restwaarde) / Economische levensduur

Slide 7 - Slide

Afschrijving met vast percentage van de aanschafwaarde
Oefenopgave
Stel een restaurant koopt een over aan voor €4.500 en verwacht 3 jaar met de oven te kunnen doen. Na 3 jaar levert de oven nog €900 op. Bereken de jaarlijkse afschrijving.

Jaarlijkse afschrijvingskosten = (Aanschafwaarde - Restwaarde) / Economische levensduur
timer
3:00

Slide 8 - Slide

Afschrijving met vast percentage van de aanschafwaarde
  • Vast afschrijvingspercentage = (Jaarlijkse afschrijvingskosten / Aanschafwaarde) x 100%

Oefenopgave
Stel een bedrijf schrijft jaarlijks €1.500 af op een computer die is aangeschaft voor €5.000. Wat is dan het vast afschrijvingspercentage?
timer
3:00

Slide 9 - Slide

Aan de slag!
  • Maken opdrachten hoofdstuk 5 t/m opdracht 5.06 (blz. 127   en 128)
  • Klaar? Verder werken aan Excel-opdrachten 1C en 1D (blz. 35   t/m 37)
  • Gezamenlijk opdracht 5.01 maken (als er behoefte is)

  • Heb je een vraag? Steek je hand/vinger op!
  • Mag samenwerken met je buurman/buurvrouw.

Slide 10 - Slide