Week 39 Nederlands 3 havo

Nederlands 3 havo week 39
1 / 47
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 47 slides, with interactive quiz and text slides.

Items in this lesson

Nederlands 3 havo week 39

Slide 1 - Slide

Nieuwe week & nieuwe taak

Slide 2 - Slide

Boeken in de Nederlandse les
  • Leesboek
  • Kern
  • Vlekkeloos
  • Schrift
  • Etui 

Slide 3 - Slide




Lezen: 12 oktober
(woordenboek mag mee!)
Zie magister!

Slide 4 - Slide

Week 39  27 september 
t/m 1 oktober 2021

  • Huiswerk week 38: woensdag 29 september.
  • Huiswerk week 39: dinsdag 5 oktober september.
  • Boekenlijst, check niveau boeken
  • Deze week: starten met  betrouwbaarheid auteur. 
  • Vervolg lezen, fictie, spelling en woordenschat
  • Code lessonUp: ftozd
  • Alle communicatie via magister

Slide 5 - Slide

Huiswerk week 39
Spelling
Lees de uitleg op bladzijde 53 t/m 58 (tot 2.9)
  • Maak test 51, 52 en 53 op bladzijde 72.
  • Maak test 56 op bladzijde 73.
  • Maak test 59 en 60 op bladzijde 74.
  • Maak test 63 en 66 op bladzijde 75.
Lezen
Lees de tekst op bladzijde 18
Maak opdracht 1 t/m 3 bladzijde 19

Fictie
Lees de tekst op bladzijde 36
Maak opdracht 6 t/m 9 bladzijde 37

Slide 6 - Slide

Afspraken in de les

Algemene afspraken m.b.t. corona!


  • Je hebt je spullen op orde. Je hebt bij je: Kern (Nederlands lesboek), een schrift, een leesboek en pen/papier.
  • Spullen niet op orde: BV op Magister. 
  • Huiswerk niet op orde: HV op magister (ook als je huiswerk voor een deel af is).
  • Mobiele telefoons => bij start van de les in je tas. Een mobiele telefoon is alleen toegestaan als de docent het aangeeft.
  • Twee keer waarschuwen moet voldoende zijn! Zo niet, na de les bij de docent melden en dan maken we een afspraak hoe het in het vervolg beter kan in de les.

Slide 7 - Slide

Plattegrond invoegen

Slide 8 - Slide

PTD rapportperiode 1

Slide 9 - Slide

PTD rapportperiode 1

Slide 10 - Slide

Woorden van de week

Maak 5 zinnen, waaruit blijkt dat je weet wat het woord betekent.

Slide 11 - Slide

Woorden van de week 
  • De moeite lonen: de moeite waard zijn
  • Geïntegreerd: samengevoegd met het geheel
  • Gunstig: als iets voordelig voor je is
  • Hervorming: grote verandering om iets te verbeteren
  • Verwerven: door betaling of inspanning krijgen

Slide 12 - Slide

Boekenlijst havo 3
  • Dit schooljaar 4 boeken
  • Niveau => zie lijst. Lijst bespreken.
  • Wil je een ander boek lezen, overleg met je docent Nederlands.








Boek 2





Boek 3





Boek 4






Slide 13 - Slide

Maar eerst...
 even ontspannen met een goed boek!

Slide 14 - Slide

Leerdoelen
Deze week:

  • leer je hoe je de betrouwbaarheid van de auteur kunt controleren.
  • leer je hoe je de regels voor spelling toepast.
  • leer je wat vorm en inhoud (fictie) zijn en hoe je de kenmerken herkent.

Slide 15 - Slide

Herhaling vorige week
Kernwoorden:

Betrouwbaarheid van bronnen.
Vorm en inhoud bij fictie
Spelling van werkwoorden, persoonsvorm en bijvoeglijk naamwoord

Slide 16 - Slide

Controleer je huiswerk van vorige week. De antwoorden staan aan het eind van de les!

Slide 17 - Slide

Waar kun je aan denken bij de betrouwbaarheid van de auteur?

Slide 18 - Open question

Uitleg theorie
Op de volgende dia's wordt de lesstof van deze week behandeld.

Slide 19 - Slide

Betrouwbaarheid van de auteur (p. 18)
Je weet hoe je de kritisch kunt kijken naar de vindplaats van een tekst. Daarnaast is het belangrijk om ook kritisch naar de betrouwbaarheid van de auteur te kijken. Als de auteur van een tekst niet betrouwbaar is, is zijn tekst dat ook niet.

Om te beoordelen of een auteur betrouwbaar is, moet je ten eerste kijken naar het belang van de auteur. Je onderzoekt dan of de auteur er een persoonlijk belang bij heeft om een bepaalde boodschap te verspreiden. Dit kan een politiek, maar ook een commercieel belang zijn. Een auteur kan je bijvoorbeeld willen overtuigen van zijn eigen politieke standpunt, of misschien wil hij je wel iets verkopen. Wanneer een auteur een eigen belang heeft bij het verspreiden van een bepaalde boodschap, is hij niet neutraal. Een niet-neutrale auteur is minder betrouwbaar dan een neutrale auteur.



Slide 20 - Slide

Betrouwbaarheid van de auteur (p. 18)
Een voorbeeld: sigarettenproducenten hebben er baat bij dat mensen hun producten blijven verkopen. Ze zullen daarom minder snel berichten over de negatieve gezondheidseffecten van roken. Ze zijn niet neutraal. Het Trimbos-instituut is een onafhankelijke organisatie die kennis deelt over psychische problemen en verslaving. De informatie die zij publiceren over de effecten van roken is neutraal: zij hebben er geen baat bij de gezondheidseffecten positief of juist zeer negatief af te beelden. 

Belangen kunnen ook van politieke aard zijn. Een politieke partij die misdaad harder wil aanpakken, zal eerder praten over gemeenten waarin de misdaadcijfers zijn gestegen dan over gemeenten waarin de criminaliteit juist is afgenomen. 

Slide 21 - Slide

Betrouwbaarheid van de auteur (p. 18)
Om te bepalen of de auteur een bijzonder belang heeft bij de tekst, is het belangrijk om meer te weten te komen over zijn achtergrond. Soms staat dit vermeld bij een artikel. Achter de naam van de auteur staat dan de functie die hij heeft, bijvoorbeeld ‘CEO bij Missie 2048’ of ‘voorzitter Dorpsbelang Loppersum’. Vaak staat het echter niet vermeld. Dan zul je zelf op zoek moeten gaan naar meer achtergrondinformatie over de auteur.

Slide 22 - Slide

Betrouwbaarheid van de auteur (p. 18)
Naast het belang van de auteur, moet je ook kijken naar de deskundigheid van de auteur. In praatprogramma’s als De Wereld Draait Door zitten allerlei mensen aan tafel en mogen hun zegje doen over de verschillende onderwerpen. Maar ze hebben vaak niet van alle onderwerpen even veel verstand.

Als je eenmaal hebt achterhaald wie de auteur van de tekst is, dan is het goed om na te gaan of deze auteur ook een autoriteit is op het gebied waarover hij of zij schrijft. Wanneer een auteur verstand heeft van het onderwerp waarover hij schrijft, noem je de auteur deskundig.




Slide 23 - Slide

Betrouwbaarheid van de auteur (p. 18)
Deskundigheid kan voortkomen uit drie dingen. Ten eerste kan een auteur een bepaalde opleiding gedaan hebben die relevant is voor het onderwerp. Ten tweede kan een auteur deskundig zijn dankzij de werkervaring die hij heeft opgedaan. Als laatste kan een auteur een ervaringsdeskundige zijn. Dat betekent dat hij zelf heeft meegemaakt waarover hij schrijft.

Neem een onderwerp als het basisonderwijs. Een onderwijskundige heeft jarenlang geleerd over hoe je het onderwijs het beste kunt inrichten. Een docent die al twintig jaar voor de klas staat, weet dankzij zijn vele werkervaring wat in de praktijk wel of niet werkt. Ouders van schoolgaande kinderen maken het reilen en zeilen op een basisschool van dichtbij me een zijn zo ervaringsdeskundige.

Slide 24 - Slide

Betrouwbaarheid van de auteur (p. 18)
Kortom: een auteur is betrouwbaar wanneer hij neutraal én deskundig is. 


Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Klassikaal
Maken



Opdracht 4 bladzijde 19

Slide 27 - Slide

Weektaak lezen
  • Lees de tekst op bladzijde 18
  • Maak opdracht 1 t/m 3 bladzijde 19

Slide 28 - Slide

8. Vorm en inhoud
Als je fictie leest, weet je: de schrijver heeft lang en goed nagedacht over deze tekst. Hij heeft nagedacht over wat én hoe hij het zou opschrijven; over de inhoud en de vorm.
Kortgezegd is de vorm van een tekst hóe iets is opgeschreven en de inhoud wát er is opgeschreven. Vorm en inhoud vormen samen het werk. De manier waarop de twee gecombineerd worden, bepaalt hoe het uiteindelijke werk eruit komt te zien.

Slide 29 - Slide

8. Vorm en inhoud
Literaire teksten kunnen vele vormen aannemen. Je kunt dan ook allerlei vormkenmerken onderscheiden: is de tekst lang, kort, is er een ik-verteller of een auctoriale verteller? Een belangrijk onderscheid op hoofdniveau, is het verschil tussen proza en poëzie.

Wanneer iets een lopende tekst is, noemen we het proza. Dit betekent dat je een stuk tekst hebt dat over de hele breedte van het papier of scherm loopt. Alleen bij nieuwe alinea’s of hoofdstukken wordt de tekst afgebroken om op een nieuwe regel te beginnen. Bij proza zie je daarom weinig witregels en weinig ‘leeg’ papier.
Bij poëzie zie je juist veel wit op het papier. De tekst loopt niet over de hele breedte van de tekst, maar de regels worden afgebroken. Waar die afbrekingen plaatsvinden, heeft de schrijver bepaald.

Slide 30 - Slide

8. Vorm en inhoud
Bij poëzie zie je juist veel wit op het papier. De tekst loopt niet over de hele breedte van de tekst, maar de regels worden afgebroken. Waar die afbrekingen plaatsvinden, heeft de schrijver bepaald.

Bij proza zie je daarom weinig witregels en weinig ‘leeg’ papier.
 

Slide 31 - Slide

8. Vorm en inhoud
Voor de inhoud van teksten onderscheiden we drie hoofdgenres: epiek, lyriek en dramatiek.
Epiek is de benaming voor alle verhalende teksten. Deze teksten noemen we ook wel epische teksten. Een tekst is verhalend wanneer er personages zijn die handelingen verrichten en er gebeurtenissen plaatsvinden. Epische teksten kunnen zowel de vorm van proza als de vorm van poëzie aannemen. Tegenwoordig zijn de meeste epische teksten in prozavorm geschreven, maar vroeger waren bijna epische teksten in dichtvorm geschreven.

Slide 32 - Slide

8. Vorm en inhoud
Bij lyriek staat gevoel centraal. Het zijn teksten waarin enkel een gevoel wordt uitgedrukt. In lyrische teksten gebeurt eigenlijk ‘niets’: er komen geen handelingen in voor en er verstrijkt ook geen tijd. Dit is het grote verschil met dramatische teksten.

Het laatste genre is dramatiek. Dramatische teksten zijn voor het toneel bedoeld. Dramatische teksten bestaan voor het grootste deel uit dialoog. Dit is tekst die gesproken wordt door de personages. Soms wordt de dialoog nog aangevuld met instructies, zoals ‘het personage gooit een vaas kapot’. Het menselijk conflict staat centraal in dramatische teksten.

Slide 33 - Slide

8. Vorm en inhoud
Vorm en inhoud staan niet los van elkaar. Ze zijn van elkaar afhankelijk. Keuzes op het gebied van vorm hebben invloed op de inhoud, in andersom. De ene inhoud leent zich beter voor een bepaalde vorm dan de andere. Wil je iemand de liefde verklaren, dan ligt het meer voor de hand om een gedicht te schrijven dan een toneelstuk dat drie uur duurt. Wat je wilt schrijven, bepaalt dan dus hoe je het opschrijft.

Omgekeerd legt de vorm beperkingen op aan de inhoud. Als je een sonnet schrijft, dan heb je maar veertien regels tot je beschikking om je gedachtes in uit te drukken. En dan moet je er ook nog aan denken dat bepaalde regels op elkaar moeten rijmen. Je moet dan dus goed nadenken over de woorden die je kiest.

Slide 34 - Slide

8. Vorm en inhoud
Kortom: Een literaire tekst is de combinatie van de gekozen vorm en inhoud.

Slide 35 - Slide

Klassikaal
Maken



Opdracht 10 bladzijde 37

Slide 36 - Slide

Weektaak
  • Lees de tekst op bladzijde 34
  • Maak opdracht 6 t/m 9 bladzijde 37


Slide 37 - Slide

Spelling, lezen & maken

  • Lees de uitleg op bladzijde 53 t/m 58 (tot 2.9)
  • Maak test 51, 52 en 53 op bladzijde 72.
  • Maak test 56 op bladzijde 73.
  • Maak test 59 en 60 op bladzijde 74.
  • Maak test 63 en 66 op bladzijde 75.


Slide 38 - Slide

Evaluatie
  • Wat was het lesdoel en heb je voor jezelf het gevoel dat je lesdoel is behaald?
  • Weet je hoe je de betrouwbaarheid van een auteur kunt controleren?
  • Weet je weer welke regels gelden bij het spellen van (werk)woorden?
  • Kun je de verschillende kenmerken van vorm en inhoud herkennen (fictie)?

Slide 39 - Slide

Nakijken huiswerk
Week 38

Slide 40 - Slide

Huiswerk week 38

Spelling
  • Maak test 17, 19, 20, 21 en 22 op bladzijde 31 t/m 33.

Kijk je zelf na!
Lezen
Lees de tekst op bladzijde 14
Maak opdracht 6 en 7 
bladzijde 17

Fictie
Lees de tekst op bladzijde 34
Maak opdracht 1 t/m 5 bladzijde 35

Slide 41 - Slide

Betrouwbaarheid bronnen opdracht 6 (p. 17)
6 a Het artikel gaat over de opwarming van de aarde.
 b Bijvoorbeeld: Het IPCC is het Intergovernmental Panel on Climate Change. Het is een deel van de Verenigde Naties met als taak om beleidsmakers wetenschappelijk advies te geven over klimaatverandering.
 c Bijvoorbeeld: Een halve graad opwarming voor de wereld als geheel betekent niet dat het op elke plek ter wereld maar een halve graad warmer wordt. Op de polen en boven land warmt de lucht sneller op.
 d Correctie: Het antwoord op deze vraag is niet te vinden in de ingekorte versie van het artikel die in het boek staat.

Slide 42 - Slide

Betrouwbaarheid bronnen opdracht 7 (p. 17)
7 a Bijvoorbeeld: Ja, want in het IPCC zitten naar mijn idee mensen die echt verstand van zaken hebben en die niet werken uit eigenbelang.
  Of: Nee, want ik denk dat deze mensen niet neutraal kijken naar het onderwerp ‘klimaatverandering’. Ze proberen de opwarming van de aarde tegen te gaan, dus ik verwacht dat ze alleen onderzoeksresultaten zullen melden die aansluiten bij hun eigen standpunt en hun eigen doel.
 b Te beoordelen door de docent.

Slide 43 - Slide

8. Vorm en inhoud opdracht 1 (p. 35) 
1 a Pluk de dag is een voorbeeld van epiek. De zee is een voorbeeld van lyriek.
 b In Pluk de dag is er sprake van een verhaal, waarin de ik-persoon ontdekt dat de deksels op andere potjes passen. Er gebeurt dus iets, hoe klein ook.
  In De zee is er geen sprake van een verhaal, er wordt alleen een gevoel overgebracht.
 c De titel van het gedicht betekent dat je moet genieten van vandaag. De ik-figuur in het gedicht doet dit door zich te verwonderen over de deksel van het ene potje dat ook op het andere potje past.

Slide 44 - Slide

8. Vorm en inhoud opdracht 2 en 3 (p. 35)
2 Bij proza heb je een doorlopende tekst die alleen beperkt wordt door de breedte en lengte van de pagina. Bij poëzie kiest de dichter ervoor om regels eerder af te breken dan noodzakelijk, om een bepaald effect te bereiken.
  

3 a ‘Wat een drama!’ betekent dat iets erg slecht ging. Ook kan het betekenen dat mensen ergens heftig op reageerden en dat er veel emoties in het spel waren.
 b Met de term ‘drama’ wordt verwezen naar het menselijk conflict waar de dramatiek zich op richt. Dat menselijk conflict zorgt vaak ook voor heftige reacties en emoties.





Slide 45 - Slide

8. Vorm en inhoud opdracht 5
5 Van Ostaijen gebruikt het formaat en de dikte van woorden om de lading van de woorden te benadrukken. De ‘BOEM PAUKESLAG’, is groot, dik en met hoofdletters weergegeven om het harde geluid van de paukenslag over te kunnen brengen. Ook in de volgende regels, met woorden die steeds groter worden, laat Van Ostaijen het idee van volume zien in het formaat van de woorden.

Slide 46 - Slide

OK!
Als je hier bent aangekomen, dan heb je je weektaak Nederlands afgemaakt!!!
 

Slide 47 - Slide