Taalles 4

Taalles 4
1 / 30
next
Slide 1: Slide
NT2MBOStudiejaar 1

This lesson contains 30 slides, with text slides.

Items in this lesson

Taalles 4

Slide 1 - Slide

Jij bent in Nederland.

Ben jij in Nederland?

U bent in Nederland.

Bent u in Nederland?



Slide 2 - Slide

De datum = 
Dinsdag 14 maart 2023

Hoe gaat het?
Hoe was het weekend?






Slide 3 - Slide

Huiswerk = foto's maken van straatnaambordjes in jouw wijk 






Waar is de straat in Rotterdam? Zoek op googlemaps.
Ga in groepjes elkaar vertellen waar de straat zich bevindt.


Slide 4 - Slide

Zoek met je groepje 5 bezienswaardigheden in Rotterdam.

- Noteer de naam 
- Vertel wat je er kunt doen
- Vertel welke metrohalte er dicht bij ligt
- Vertel of je er zelf heen zou gaan

Slide 6 - Slide

1 Wat wil jij zien? Waar ga je naar toe?
2 Wat kun je daar doen?
3 Welke metrohalte is dichtbij? Bij welke metrohalte moet je uitstappen?
4 Ga je erheen?

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Link

https://2fnederlands.wordpress.com/tag/indeling-brief/

https://www.kamlung.nl/wp-content/uploads/2014/09/Inschrijf_kamlung_web.pdf


de voornaam
de achternaam
de geboortedatum
het adres
de plaatsnaam
de woonplaats
het huisnummer
de postcode
het telefoonnummer
het 06-nummer










Slide 9 - Slide

Mark Rutte

Slide 10 - Slide

Eva Jinek

Slide 11 - Slide

6 maart 1978 =

Slide 12 - Slide

0645673420 =

Slide 13 - Slide

Rotterdam =

Slide 14 - Slide

3245 TB =

Slide 15 - Slide

Johannes vermeerlaan 86

Slide 16 - Slide

Schiekade = 

Slide 17 - Slide

het lokaal de deur het raam

de tafel
de stoel
het bord
de beamer
het lichtknopje
de map
de pen
het potlood
de gum
het boek
de kaart
het schrift
de cursist
de docent
de groep
sta op/ga zitten
sta op/loop naar…../draai je om/loop naar jouw stoel/ga zitten


















Slide 18 - Slide

Regels cursisten
1. Kom naar de lessen
 Nederlands leren gaat niet automatisch. Het is daarom belangrijk om naar de lessen te komen. De docenten weten hoe ze je kunnen helpen.
 2. Afspraken
 Afspraken maak je op de dagen dat je geen les hebt. Het is in Nederland niet normaal om mee te gaan naar een afspraak van je vrouw of man.
 Wanneer je in een noodgeval toch een afspraak moet maken tijdens lestijd, kom je voor en na de afspraak gewoon naar school.
 3. Kom op tijd
 Op tijd komen is in Nederland heel belangrijk. Het betekent dat je respect hebt voor de mensen waarmee je een afspraak hebt gemaakt.
 Op school geldt dat nog meer. Het betekent respect voor de docent én respect voor de tijd die je krijgt om te leren.
 4. De administratie
 De administratief medewerkers hebben het druk.
 Daarom is de administratie niet altijd open voor cursisten.
 Cursisten zijn welkom op deze uren:
 12:00 – 12:30
 14:30 – 15:30
 5. Koffie en thee
 Cursisten kunnen koffie en thee beneden kopen, rechts van de toegangsdeur in de hal.
 
De keukens op de eerste verdieping zijn voor het personeel. Hier mogen de cursisten geen gebruik van maken.
















Slide 19 - Slide

Welke regel bedoel ik?

Situatie:
Ik ben gisteravond laat naar bed gegaan.
Ik ben laat wakker geworden. Ik heb me verslapen.
De les is al begonnen. Ik ben te laat.

Slide 20 - Slide

Welke regel bedoel ik?

Ik heb een vraag voor de administratie.
Ik heb een brief gekregen. Ik weet niet wat ik moet doen.
Hoe laat is de administratie open?

Slide 21 - Slide

Welke regel bedoel ik?

Ik ben nu in Nederland. Ik wil graag Nederlands leren.
Ik wil de gesprekken begrijpen en ook terug kunnen praten. Het lijkt me ook leuk om andere mensen te ontmoeten.


Slide 22 - Slide

Welke regel bedoel ik?

Ik heb een afspraak bij de tandarts, maar ik moet ook naar de les. Kan ik de afspraak verzetten?

Slide 23 - Slide

Welke regel bedoel ik?

Het is nu pauze. Ik kan even koffie of thee drinken.
Waar kan ik dat doen?
Waar mag ik niet komen?

Slide 24 - Slide

Gebruik deze vraagwoorden:

wie? Wie is dat? Dat is Tom.
wat? Wat is dat? Dat is een voorwerp.
waar? Waar ligt dat? Dat ligt op tafel.
hoe? Hoe heet jij? Ik heet Franneke.
wanneer? Wanneer ben jij geboren? Ik ben in 1976 geboren.

Slide 25 - Slide

Voorwerpen raden, voorwerp 1:


- Het voorwerp heeft verschillende kleuren.
- Je kunt met dit voorwerp tekenen.

Slide 26 - Slide

Voorwerp 2

- Het is warm of koud
- Je kunt het drinken

Slide 27 - Slide

Voorwerp 3:

- Er staan bladzijdes in
- Het bestaat uit hoofdstukken

Slide 28 - Slide

Voorwerp 4:

- Je kunt ermee gooien
- Je gebruikt het bij een spel

Slide 29 - Slide

Woordenlijst taalles 4:
Les 4
1. Het lokaal 
2. De klok 
3. De muur 
4. De vloer 
5. Het plafond 
6. De lamp 
7. De prullenbak 
8. De gang 
9. De kapstok 
10. Het toilet 
11. De lift 
12. De kantine




Slide 30 - Slide