Stappen
1 - Ontleed de zin.
De oude kat | is | verdwaald | in het grote bos.
----------o = ;;;;;;;;;;;;;;;;; -----------------b
2 - Zoek het eerste zelfstandig naamwoord per zinsdeel (let op: niet in alle zinsdelen zit een zelfstandig naamwoord).
Je noteert kzn (kern zelfstandig naamwoord)
De oude kat | is | verdwaald | in het grote bos.
------------o pv nw deel -----------------b
kzn kzn
3 - Zoek de bijvoeglijke bepaling per zinsdeel door de volgende vraag te stellen:
Welk/wat voor + [zelfstandig naamwoord]?
Wat voor kat? oude -> bijvoeglijke bepaling
Wat voor bos? grote -> bijvoeglijke bepaling
Ook bij de 'kleine' woordjes zoals dit, de, of het zet je pijltjes. Ze zeggen immers iets over het kzn.
Ook voorzetsels zeggen iets over het kzn, je noteert daarom vz.
Je noteert ----> of <----- richting het kzn.
De oude kat | is | verdwaald | in het grote bos.
------------o pv nw deel -----------------b
--> ----> kzn vz --> -----> kzn