Informatie voor de toetsweek

Toetsweek
Jullie maken de Spaanse toets tegelijk met jullie eigen klas in de toetsweek. Jullie zullen een andere toets ontvangen dan je klasgenoten.
Grammatica
• Ik weet hoe je de bijvoeglijk naamwoorden in het Spaans vormt.
• Ik kan de bezittelijk voornaamwoorden toepassen.
• Ik ken de kloktijden.
• Ik ken de vervoegingen van de werkwoorden met klinkerwisseling.
• Ik kan de onregelmatige werkwoorden ser en tener vervoegen.
Woordenschat
• Ik weet hoe de verschillende familiebanden in het Spaans heten.
• Ik ken de kleuren.
• Ik kan tellen t/m 100.
• Ik ken de ruimtes in een huis.
• Ik ken de ruimtes in huis.
• Ik ken de meubels in huis.
• Ik kan vertellen hoe mijn huis eruit ziet.
In de toets komt ook leesvaardigheid en schrijfvaardigheid voor.




Jullie maken de Spaanse toets tegelijk met jullie eigen klas in de toetsweek. Jullie zullen een andere toets ontvangen dan je klasgenoten.

Grammatica
• Ik weet hoe je de bijvoeglijk naamwoorden in het Spaans vormt.
• Ik kan de bezittelijk voornaamwoorden toepassen.
• Ik ken de kloktijden.
• Ik ken de vervoegingen van de werkwoorden met klinkerwisseling.
• Ik kan de onregelmatige werkwoorden ser en tener vervoegen.

Woordenschat
• Ik weet hoe de verschillende familieleden in het Spaans heten.
• Ik ken de kleuren.
• Ik kan tellen t/m 100.
• Ik ken de ruimtes in huis. 
• Ik ken de meubels in huis.
• Ik kan vertellen hoe mijn huis eruit ziet.

In de toets komt ook leesvaardigheid en schrijfvaardigheid voor.




TOETSWEEK
1 / 25
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Toetsweek
Jullie maken de Spaanse toets tegelijk met jullie eigen klas in de toetsweek. Jullie zullen een andere toets ontvangen dan je klasgenoten.
Grammatica
• Ik weet hoe je de bijvoeglijk naamwoorden in het Spaans vormt.
• Ik kan de bezittelijk voornaamwoorden toepassen.
• Ik ken de kloktijden.
• Ik ken de vervoegingen van de werkwoorden met klinkerwisseling.
• Ik kan de onregelmatige werkwoorden ser en tener vervoegen.
Woordenschat
• Ik weet hoe de verschillende familiebanden in het Spaans heten.
• Ik ken de kleuren.
• Ik kan tellen t/m 100.
• Ik ken de ruimtes in een huis.
• Ik ken de ruimtes in huis.
• Ik ken de meubels in huis.
• Ik kan vertellen hoe mijn huis eruit ziet.
In de toets komt ook leesvaardigheid en schrijfvaardigheid voor.




Jullie maken de Spaanse toets tegelijk met jullie eigen klas in de toetsweek. Jullie zullen een andere toets ontvangen dan je klasgenoten.

Grammatica
• Ik weet hoe je de bijvoeglijk naamwoorden in het Spaans vormt.
• Ik kan de bezittelijk voornaamwoorden toepassen.
• Ik ken de kloktijden.
• Ik ken de vervoegingen van de werkwoorden met klinkerwisseling.
• Ik kan de onregelmatige werkwoorden ser en tener vervoegen.

Woordenschat
• Ik weet hoe de verschillende familieleden in het Spaans heten.
• Ik ken de kleuren.
• Ik kan tellen t/m 100.
• Ik ken de ruimtes in huis. 
• Ik ken de meubels in huis.
• Ik kan vertellen hoe mijn huis eruit ziet.

In de toets komt ook leesvaardigheid en schrijfvaardigheid voor.




TOETSWEEK

Slide 1 - Slide

Het bijvoeglijk naamwoord

Slide 2 - Slide

Het bezittelijk voornaamwoord

Slide 3 - Slide

Los posesivos
het bezittelijk voornaamwoord

Slide 4 - Slide

Let op!

  • Het bezittelijk voornaamwoord is gericht aan het bezit
  • Het bezit is een zelfstandig naamwoord wat er achter staat.
  • Is het bezit meervoud? Dan wordt het bezittelijk voornaamwoord ook meervoud!
  • Bij nuestro en vuestro verandert het ook nog in nuestra en vuestra als het bij een vrouwelijk zelfstandig naamwoord staat.
  • tú = jij     tu = jouw

                                                      
                                                       es nuestro libro    -    es nuestra casa            (mannelijk/vrouwelijk)        
                                                       es mi libro               -     son mis libros              (enkelvoud/meervoud)  


anders dan in het Nederlands
voorbeelden

Slide 5 - Slide

De kloktijden

Slide 6 - Slide

Werkwoorden met klinkerwisseling

Slide 7 - Slide

Stamklinkerwisseling

E > IE
empezar
entender
cerrar
preferir
querer


E > I
servir
pedir
repetir
O > UE
volver
poder
dormir
encontrar
contar

Slide 8 - Slide

SER en TENER
In het Spaans ken je de regelmatige werkwoorden deze hebben allemaal dezelfde uitgang (o, as, a, amos... etc.). 

Ser en tener zijn onregelmatig en zien er dus anders uit! 
Leer de rijtjes van deze veelgebruikte werkwoorden uit je hoofd. Om te oefenen kan je de site Verbuga gebruiken. 

Slide 9 - Slide

ser = zijn
yo

él / ella / usted
nosotros/as 
vosotros/as 
ellos / ellas / ustedes 
soy
eres
es
somos
sois
son

Slide 10 - Slide

tener = hebben
tengo
tienes
tiene
tenemos
tenéis
tienen
yo

él / ella / usted
nosotros/as 
vosotros/as 
ellos / ellas / ustedes 

Slide 11 - Slide

De familieleden
Je hoeft niet het gehele filmpje te kennen. Alleen de familieleden zoals je ze op de volgende pagina's ziet.

Slide 12 - Slide

de moeder
de oma
de opa en oma
de broer
de oom
de dochter
de kinderen (zonen en dochters)
de neef
de neven en nichten

Slide 13 - Slide

de nicht (oom/tante zegger)
de kleinzoon
de de kleindochter
de vrouw/echtgenote

Slide 14 - Slide

de kleuren

Slide 15 - Slide

De kleuren
wit
blauw
rood
groen
bruin
zwart
geel
oranje
roze
paars (of violet)
grijs
tip
kleuren zijn bijvoeglijk naamwoorden je hoort ze dus aan te passen aan het zelfstandig naamwoord. 

Voorbeeld: el libro rojo - la silla roja

Slide 16 - Slide

Tellen t/m 100 

Slide 17 - Slide

Los números hasta el cien

Slide 18 - Slide

De getallen 16 t/m 29 schrijf je met een i los van elkaar.
A
verdadero (waar)
B
falso (niet waar)

Slide 19 - Quiz

De getallen 31 t/m 99 schrijf je met een y en uit elkaar.
A
verdadero (waar)
B
falso (niet waar)

Slide 20 - Quiz

De ruimtes in het huis
de keuken
de woonkamer
de badkamer
de slaapkamer
het balkon
de garage
de tuin
het terras
de eetkamer
de kamer

Slide 21 - Slide

De meubels in het huis
het bed
de tafel
het tafeltje (nachtkastje)
de douche
de oven
de keramische kookplaat
de badkuip
de bank
let op: eindigt op een a, maar = mannelijk!!
de spiegel
de stoel

Slide 22 - Slide

Hoe ga je je 
leerwerk verdelen?

Week van 9 maart: 
Week van 16 maart:            
Week van 23 maart: 
Toetsweek: 

                   Wat doe je tijdens Spaans, wat doe je thuis?

Slide 23 - Slide

Hoe ga je aan de slag?
Grammatica
  • Oefenbladen maken 
  • Vervoegingen oefenen via Verbuga (gebruik altijd als tijd 'presente')
  • Samenvattingen maken in je schrift. 
Woordenschat
  • Quizlet
  • Schrijven in je schrift 
  • Kaartjes maken  

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Link