Oefenen voor SO Woordsoorten 1TL
1 / 13
Lesson duration is: 45 minItems in this lesson
Slide 1 - Slide
Wat is waar? Een werkwoord.....
A
zegt wat iets of iemand doet
B
is een woordsoort
C
kun je vervoegen
D
A, B en C zijn waar
Slide 2 - Quiz
Sleep alle werkwoorden naar 'werkwoorden' alles wat geen werkwoord is sleep je naar 'geen werkwoord'.
Werkwoord
Geen werkwoord
huis
goede
verhuizen
heb
zijn
hond
tafel
bloempje
Kopje
rood
tent
bijzonder
denken
lopen
huilen
moeten
wil
geeft
Slide 3 - Drag question
Bedenk een zin met het woord
'gekozen' en nog 2 andere werkwoorden.
'gekozen' en nog 2 andere werkwoorden.
Slide 4 - Open question
Welke 3 lidwoorden zijn er?
Slide 5 - Open question
bepaald lidwoord
onbepaald lidwoord
De
hond
loopt
in
het
bos
en
krijgt
een
koekje.
Slide 6 - Drag question
Hoe kun je een zelfstandig naamwoord herkennen?
Slide 7 - Open question
Maak een zin met de aangegeven volgorde:
blw - zn - ww - olw - zn - ww
blw - zn - ww - olw - zn - ww
Slide 8 - Open question
Wat is een bijvoeglijk naamwoord?
Slide 9 - Open question
zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
Zelfstandig
naamwoord
naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
peren
aardige
auto
Roos
Lokalen
klein
Slide 10 - Drag question
Bijvoeglijk naamwoord
stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
beroemde
vriendelijke
metalen
ijzeren
enthousiaste
plastic
Slide 11 - Drag question
Wat geeft een voorzetsels vaak aan?
A
een plaats
B
een tijd
C
een reden of oorzaak
D
A, B en C zijn goed
Slide 12 - Quiz
Sleep de voorzetsels naar het groene vak.
VOORZETSELS
Door
de
drukte
op
straat
botste
de
vrouw
tegen
iemand
aan
