V4 Nederlands Literatuur Les 4

Leerdoel
Je leert wat poëtisch taalgebruik is en wat de functies van poëzie zijn.
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Leerdoel
Je leert wat poëtisch taalgebruik is en wat de functies van poëzie zijn.

Slide 1 - Slide

Poëtisch taalgebruik
- inhoud krijgt meer lading
- vorm meer nadruk

Slide 2 - Slide

Waarom niet zeggen wat je bedoelt?
In poëzie worden gevoelens, ervaringen, ideeën en impressies verwoord die we niet in dagelijkse taal uit kunnen drukken.

Niets in een gedicht is toevallig, overal is over nagedacht.

Slide 3 - Slide

Functies van poëzie (poëtica's)
Er worden vier functies (poëtica's) onderscheiden:
- mimetisch = de werkelijkheid wordt nagebootst
- pragmatisch = je kunt ervan leren
- expressief = de gedachtes en gevoelens van de dichter staan centraal
- autonoom = het gedicht staat volledig op zichzelf

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Wat is de functie van het gedicht 'De zon komt op'?
A
mimetisch
B
pragmatisch
C
expressief
D
autonoom

Slide 6 - Quiz

Slide 7 - Slide

Wat is de functie van het gedicht 'Oote' van Jan Hanlo?
A
mimetisch
B
pragmatisch
C
expressief
D
autonoom

Slide 8 - Quiz

Slide 9 - Slide

Wat is de functie van het gedicht van Bert Schierbeek?
A
mimetisch
B
pragmatisch
C
expressief
D
autonoom

Slide 10 - Quiz

Slide 11 - Slide

Wat is de functie van het gedicht van 'Bang' van Theo Olthuis?
A
mimetisch
B
pragmatisch
C
expressief
D
autonoom

Slide 12 - Quiz

Opdrachten
Kern, onderdeel Literatuur, les 4:
- opdracht 1 t/m 5, 9 en 10 (blz. 140/141)
Voor opdracht 10 mag je ook een gedicht in je moedertaal zoeken. Moet dan wel vertaald worden voor ons.

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Aan welke eisen moeten gedichten volgens jou voldoen, aan welke eisen songteksten en welke poëtica past het best bij jou en waarom?

Slide 16 - Open question

Vraag 10
Vraag 10 kun je inleveren via de elo. Een opdracht daarvoor staat klaar.

Slide 17 - Slide

De wandelaar
1. Beschrijf de hoofdpersoon, zowel innerlijk als uiterlijk.
2. Welke nieuwe gebeurtenissen in zijn leven kun je noemen?
3. Welke personages komt Mulder tegen? Vertel iets over deze personages.

Bespreek met je groepje bovenstaande vragen. Een van jullie notuleert.

Slide 18 - Slide

De wandelaar
- Mulder - beschrijf zijn ontwikkeling.
- Benoem de metafoor.

Slide 19 - Slide

Evaluatie
Weet je nu wat poëtisch taalgebruik is?
En ken je nu ook de vier poëtica's?

Slide 20 - Slide