Formuleren 2.2 en 2.3

Nederlands
Zinsbouw
Dubbelop en door elkaar
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 2

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Nederlands
Zinsbouw
Dubbelop en door elkaar

Slide 1 - Slide

Waar hebben we het de vorige les ook alweer over gehad?

Slide 2 - Open question

Plan
Doelen;
Uitleg met korte opdrachten;
Opdrachten uit de licentie;
Uitleg met korte opdrachten;
Opdrachten uit de licentie
Afsluiting.

Slide 3 - Slide

Samengestelde zinnen

Doel: Een gewone zin heeft de volgorde onderwerp-persoonsvorm. Een samengestelde zin heeft een voegwoord nodig: en, maar, want, of.
Let goed op de plaats van het onderwerp en persoonsvorm.


Slide 4 - Slide

Welke zin is correct?
A
Op vrijdagmiddag pikken we vaak een terrasje, maar ik had er vanmiddag geen zin in.
B
Op vrijdagmiddag pikken we vaak een terrasje, maar vanmiddag had ik er geen zin in.

Slide 5 - Quiz

Welke zin is correct?
A
De boeken kunnen we morgen ophalen en zullen we ze na de vakantie weer opsturen.
B
De boeken kunnen we morgen ophalen en deze zullen we na de vakantie weer opsturen.

Slide 6 - Quiz

Welke zin is correct?
A
Het concert was uitverkocht en gingen we dus maar weer naar huis.
B
Het concert was uitverkocht, dus we gingen maar weer naar huis.

Slide 7 - Quiz

Opdrachten
Maak opdracht 1 t/m 5 van formuleren 2.2 vanaf bladzijde 219. 
timer
10:00

Slide 8 - Slide

Dubbelop en door elkaar
Doel: Voorkom onjuiste herhaling en je haalt woorden en uitdrukkingen niet door elkaar.
Voorzetsel of (een deel van) een verwijswoord
Dat weet ik allang al!

Woorden met dezelfde betekenis gebruik je niet in één zin.

Slide 9 - Slide

Welke zin klopt?
A
Dat weet ik allang al!
B
Dat weet ik allang!

Slide 10 - Quiz

Welke zin klopt?
A
Het is verboden op het schoolplein een sigaret op te steken.
B
Het is verboden op het schoolplein geen sigaret op te steken.

Slide 11 - Quiz

Welke zin klopt?
A
Soms zit hij af en toe in de les.
B
Hij zit af en toe in de les.

Slide 12 - Quiz

Welke zin klopt?
A
Ik heb geen geld, maar ik heb er ook geen tijd voor.
B
Ik heb geen geld, maar ik heb er ook geen tijd voor ook.

Slide 13 - Quiz

Welke zin klopt?
A
Kun je mij vertellen waarvan je komst vanaf hangt?
B
Kun je mij vertellen waar je komst vanaf hangt?

Slide 14 - Quiz

Opdrachten
Maak opdracht 1 t/m 3 van formuleren 2.3 vanaf bladzijde 222.

timer
10:00

Slide 15 - Slide

Wat heb je geleerd deze les?

Slide 16 - Open question